Translation of "Todavía" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Todavía" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Todavía la queréis?
- ¿Todavía la quieren?
- ¿Todavía la quiere?
- ¿Todavía le quiere?
- ¿Todavía le queréis?
- ¿Todavía le quieren?

Houdt u nog van hem?

- ¿Todavía está aquí?
- ¿Todavía estáis aquí?
- ¿Todavía están aquí?

Is hij nog steeds hier?

- ¿Todavía estoy casado?
- ¿Todavía estoy casada?

- Ben ik nog getrouwd?
- Ben ik nog steeds getrouwd?

- ¿Todavía tenés sueño?
- ¿Todavía tienes sueño?

Ben je nog steeds slaperig?

- ¿Todavía lo amás?
- ¿Todavía le quieres?

- Hou je nog van hem?
- Houdt u nog van hem?
- Houden jullie nog van hem?
- Houd je nog van hem?

- Todavía soy soltero.
- Todavía estoy sola.

- Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds single.

- Todavía tengo sed.
- Todavía estoy sediento.

Ik heb nog steeds dorst.

- Todavía soy soltero.
- Todavía estoy soltero.
- Todavía estoy soltera.
- Sigo soltero.

- Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds single.
- Ik ben nog steeds vrijgezel.

Todavía llueve.

Het regent nog.

Todavía no.

Nog niet.

- ¿Aún?
- ¿Todavía?

Nog steeds?

- Él todavía está durmiendo.
- Todavía está durmiendo.

Hij slaapt nog.

- Él es todavía joven.
- Todavía es joven.

Hij is nog jong.

- Todavía no ha venido.
- Él no vino todavía.
- No ha venido todavía.

- Hij is er nog niet.
- Hij is nog niet gekomen.
- Hij is nog niet gearriveerd.

- Todavía eres joven.
- Ustedes aún son jóvenes.
- Todavía sois jóvenes.
- Todavía son jóvenes.

Jullie zijn nog jong.

- Todavía está claro afuera.
- Todavía hay luz afuera.

- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.

- ¿Hola? ¿Todavía estás ahí?
- ¿Hola? ¿Todavía estás aquí?

- Hallo, ben je er nog?
- Hallo? Ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?

- Todavía no ha venido.
- No ha venido todavía.

- Zij is er nog niet.
- Hij is er nog niet.

- Todavía estás soltero ¿verdad?
- Todavía estás soltera ¿verdad?

Je bent nog steeds vrijgezel, niet waar?

- Todavía no lo apagues.
- Todavía no lo apagués.

Zet het nog niet uit.

- Todavía no ha venido.
- Él no vino todavía.

Hij is er nog niet.

¿Todavía coleccionas sellos?

Verzamel je nog steeds postzegels?

Todavía tenemos tiempo.

- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.

Todavía eres joven.

Je bent nog jong.

Todavía quiero ir.

Ik wil nog steeds gaan.

¿Todavía está lejos?

Is het nog ver?

Todavía tengo hambre.

Ik heb nog steeds honger.

Todavía son jóvenes.

Ze zijn nog jong.

Soy todavía joven.

Ik ben nog jong.

¿Todavía estás casado?

- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?

Todavía estamos aquí.

We zijn er nog steeds.

¿Todavía está durmiendo?

- Slaapt hij nog steeds?
- Slaapt zij nog steeds?

Todavía no desayuné.

Ik heb nog niet ontbeten.

¿Todavía tiene fiebre?

- Heeft hij nog steeds koorts?
- Heeft hij nog altijd koorts?

Todavía es posible.

Het is nog mogelijk.

Todavía estoy sola.

Ik ben altijd nog alleen.

Todavía tengo sed.

Ik heb nog steeds dorst.

Todavía estás vivo.

U leeft nog.

Todavía puedo ayudarte.

- Ik kan je nog steeds helpen.
- Ik kan u nog steeds helpen.
- Ik kan jullie nog steeds helpen.

¿Todavía estás ahí?

Ben je daar nog?

¿Todavía estudias francés?

Studeert u nog Frans?

¿Estás ocupado todavía?

- Ben je nog bezig?
- Heb je het nog steeds druk?

Todavía está durmiendo.

Hij slaapt nog.

Todavía estoy trabajando.

- Ik ben nog bezig.
- Ik werk nog.

¿Todavía está aquí?

Is hij nog steeds hier?

¿Todavía lo amás?

- Hou je nog van hem?
- Houden jullie nog van hem?
- Houd je nog van hem?

- La espalda todavía me duele.
- Todavía me duele la espalda.

Mijn rug doet nog steeds pijn.

- ¿Por qué estás todavía aquí?
- ¿Por qué estáis todavía aquí?

- Waarom ben je er nog?
- Waarom zijn jullie nog steeds hier?
- Waarom bent u nog steeds hier?
- Waarom ben je nog steeds hier?

Todavía tengo mi mano.

Ik heb mijn hand nog.

Él está enfadado todavía.

Hij is nog steeds boos.

Todavía tienes tiempo suficiente.

Je hebt nog genoeg tijd.

No ha venido todavía.

- Zij is er nog niet.
- Ze is nog niet gekomen.

¿Pedro todavía está durmiendo?

Slaapt Pedro nog?

Tom todavía es virgen.

Tom is nog maagd.

Tom todavía está llorando.

- Tom huilt nog steeds.
- Tom is nog steeds aan het huilen.

¿Todavía están en casa?

- Ben je nog steeds thuis?
- Bent u nog steeds thuis?
- Zijn jullie nog steeds thuis?

Todavía no puedes irte.

Je kan nog niet gaan.

¿Todavía tiene habitaciones libres?

Heeft u nog kamers vrij?

Tomás todavía es joven.

Tom is nog steeds jong.

¿Hola? ¿Todavía estás aquí?

- Hallo? Ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?

Todavía no estoy listo.

Ik ben nog niet klaar.

Todavía faltan tres personas.

Er ontbreken nog drie personen.

Él todavía está trabajando.

Hij is nog aan het werk.

Todavía no ha venido.

- Hij is er nog niet.
- Hij is nog niet gearriveerd.

No puedo morir todavía.

- Ik kan nog niet sterven.
- Ik kan nog niet doodgaan.

Todavía no he comido.

Ik heb nog niet gegeten.

¿Todavía odias el francés?

Haat je het Frans nog steeds?

¿Está usted todavía despierto?

Ben je nog steeds wakker?

Tom todavía es estudiante.

Tom is nog steeds een student.

Todavía no estoy casado.

Ik ben nog niet getrouwd.

Todavía no está listo.

Het is nog niet klaar.

¿Tom esta todavía despierto?

Is Tom nog steeds wakker?

Tom todavía está preocupado.

Tom is nog steeds bezorgd.

Todavía no he desayunado.

Ik heb nog niet ontbeten.

¿Pero todavía está vivo?

Maar hij leeft nog?

Todavía está claro afuera.

- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.