Examples of using "Cigarro" in a sentence and their dutch translations:
Doe die sigaret uit.
Ik rook sigaretten.
- Ik heb een sigaret nodig.
- Ik moet een sigaret hebben.
Ik moet een sigaret hebben.
Ik ga een sigaret roken.
- Doof uw sigaret a.u.b.
- Maak je sigaret alsjeblieft uit.
Heb je een vuurtje en een sigaret?
De man stak een sigaret op met een aansteker.
Hij heeft verschillende keren geprobeerd van het roken af te raken, maar het is niet gelukt.
Tom hield een glas whiskey in zijn ene hand en een sigaret in de andere.