Examples of using "Ele" in a sentence and their dutch translations:
Komt hij?
Hij is vertrokken.
Hij rende.
Waar is hij?
Hij zal overleven.
Hij komt terug.
Hij eet.
Hij liegt.
Hij leest.
- Hij heeft het geschopt.
- Hij schopte het.
- Hij schopte er tegenaan.
- Hij heeft er tegenaan geschopt.
Hij rookte.
Hij rent.
Hij lachte.
- Hij liegt.
- Hij is aan het liegen.
- Hij zal het begrijpen.
- Hij zal begrijpen.
Zal hij sterven?
- Hij heeft zelfmoord gepleegd.
- Hij heeft zichzelf omgebracht.
Hij is jaloers.
Hij zal je beschermen.
Hij kan zwemmen.
Hij is depressief.
Hij is dronken.
Negeer hem.
- Hij heeft verkeerd geantwoord.
- Hij antwoordde verkeerd.
- Hij gaf een verkeerd antwoord.
- Hij heeft een verkeerd antwoord gegeven.
Hij loopt langzaam.
Hij is gelukkig.
- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.
Hij was geduldig.
"Buiten!", riep hij.
Hij is weggekomen.
Hij bleef alleen.
Hij heeft zelfmoord gepleegd.
- Hij adviseert ons.
- Hij geeft ons advies.
Hij praat goed.
Hij is hier!
Hij heeft lef.
Hij kan lezen.
Hij komt snel.
Hij was alleen.
Is hij geneesheer?
Hij was dapper.
Hij overdreef.
Hij is gisteren overleden.
- Hij ontwijkt mij.
- Hij mijdt mij.
Hij heeft geld gestolen.
Hij glimlachte tevreden.
- Waar woont hij?
- Waar woont ie?
Hij is groot.
Hij zag in dat hij het mis had.
Hij houdt van ze.
Hij droeg een bril.
- Hij is aan het eten.
- Hij eet.
- Hij heeft gezichtsverlies geleden.
- Hij leed gezichtsverlies.
Hij drinkt water.
Hij probeert.
Hij leest.
- Hij heeft opgehangen.
- Hij hing op.
- Hij is ingedommeld.
- Hij dommelde in.
Hij is veranderd.
Hij glimlachte.
Hij eet.
Hij versnelde.
Hij verdiende het.
- Hij is weggelopen.
- Hij is weggerend.
Hij zal komen.
Zal hij sterven?
Hij is dik geworden.
Is hij gearriveerd?
- Hij gaf het op.
- Hij nam ontslag.
- Hij trad af.
Hij kwam.
Hij sliep.
Hij steelt.
Hij liegt.
Hij is gestorven.
- Hij hoestte.
- Hij heeft gehoest.
Hij zal winnen.
Hij sprak.
Het zou hem lukken.
Hij dook.
Hij loopt.
Hij gaf op.
Hij kookt.
Hij lachte.
Hij is gekomen!
Hij rent.
Hij huilde.
Hij is vertrokken.
Werkt hij?
- Hij zal terugkomen.
- Hij komt terug.