Examples of using "Você" in a sentence and their dutch translations:
- Versta je?
- Begrijpt u?
- U begint.
- Jij begint.
- Jullie beginnen.
- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!
- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!
Je kwam te laat.
- Jij bent dapper.
- Je bent moedig.
Luister je?
Jij.
Luister je?
Ben je klaar?
- Gij eerst.
- Ga jij maar eerst.
Weet je nog?
- Kunt u autorijden?
- Kun je autorijden?
Ben jij dit?
Werk je?
- Je zal sterven.
- Je zal zeker sterven.
- Je spreekt.
- Jij spreekt.
Je liegt!
Je liegt.
Studeer je?
Luister je?
- Woon je alleen?
- Wonen jullie alleen?
- Ben je Amerikaans?
- Bent u Amerikaans?
- Zijn jullie Amerikaans?
Je bent gek.
- U heeft een fout gemaakt.
- Je hebt een fout gemaakt.
- Jullie hebben een fout gemaakt.
Luister je?
- Ben je vermagerd?
- Heeft u gewicht verloren?
- Heb je gewicht verloren?
- Ben je afgeslankt?
- Ben je afgevallen?
Men zal u wassen.
Begrijp je me?
Drink je thee?
- Waar ben je?
- Waar zijn jullie?
Wanneer gaat u komen?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe maak je het?
Je ziet er bleek uit.
Jij bent ondeugend.
Komen jullie met me mee?
- Verveel je je?
- Verveelt u zich?
- Vervelen jullie je?
Wees jezelf.
- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.
Als je niet eet, sterf je.
Was je gelukkig?
Je bent dom.
Je bent gek.
Jij bent slim.
Vind je het leuk?
Zijn jullie gelukkig?
- Verstaat ge?
- Versta je?
- Begrijpt u?
- Zie je?
- Snap je?
Je bent vroeg.
Ben je gewond?
- Ben jij vegetariër?
- Bent u vegetariër?
U bent ziek!
- Je hebt gemist.
- U hebt gemist.
- Jullie hebben gemist.
- Je miste.
- U miste.
- Jullie misten.
Jullie hebben gewonnen.
Je bent gek.
- U bent zwanger.
- Jullie zijn zwanger.
Wanneer gaat u komen?
Je mag iedereen uitnodigen die je wenst.
Ben je gewond?
Je hebt het mis.
- Jij wint.
- U wint.
Je ziet er bezorgd uit.
- Jij leek verrast te zijn.
- Jullie leken verrast te zijn.
- Ben je blind?
- Bent u blind?
- Zijn jullie blind?
Wilt u vis?
- Heb je me gebeld?
- Heeft u mij gebeld?
Je bent lelijk.
Weet je het niet?
Je hebt gelijk.
- En u?
- En jij?
- En jullie?
- Je ziet er prachtig uit.
- U ziet er prachtig uit.
- Jullie zien er prachtig uit.
- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?
Ben je wakker?
- Waar ben je geboren?
- Waar bent u geboren?
- Je hebt het ernaar gemaakt.
- Dat heb je verdiend.
- Je hebt het verdiend.
- Jij hebt het verdiend.
Spreek je Portugees?
- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?
- Wil je rijk zijn?
- Willen jullie rijk zijn?
- Je hebt gelijk.
- U hebt gelijk.
- Ze hebben je nodig.
- Zij hebben je nodig.
- Doe het zelf!
- Doe het zelf.
- Je bent zo blank!
- Je bent zo wit!
- Je bent spierwit!
- Je bent zo bleek!
Heb je dat gedaan?
- Je ziet er erg moe uit.
- U ziet er erg moe uit.
- Jullie zien er erg moe uit.
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
Ben je klaar?
Hé, jij daar!
- Je verdient het.
- U verdient het.
- Jullie verdienen het.
Je liegt.
Heeft u gewicht verloren?