Translation of "Giovedì" in Dutch

0.045 sec.

Examples of using "Giovedì" in a sentence and their dutch translations:

È giovedì.

Het is donderdag.

Mercoledì? Giovedì? Venerdì?

Woensdag? Donderdag? Vrijdag?

Oggi è giovedì.

Vandaag is het donderdag.

Ieri era giovedì.

Gisteren was het donderdag.

Ci vediamo giovedì!

Tot donderdag!

Piove da giovedì scorso.

Het regent sinds de vorige donderdag.

- Dovremmo imparare il risultato per giovedì.
- Noi dovremmo imparare il risultato per giovedì.

We zouden tegen donderdag de uitslag moeten weten.

Ogni giovedì andiamo al cinema.

We gaan elke donderdag naar de bioscoop.

Lunedì, martedì, mercoledì, giovedì, venerdì, sabato, domenica sono i sette giorni della settimana.

Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.