Examples of using "Telefonnummer" in a sentence and their dutch translations:
Weet jij Toms telefoonnummer?
Mijn telefoonnummer is twee, vier, zes, acht.
- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.
Wiens telefoonnummer is dat?
Mijn telefoonnummer is 9876-5432.
Heb je haar telefoonnummer gekregen?
- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben jullie telefoonnummer vergeten.
Hier is mijn telefoonnummer.
Kent ze je telefoonnummer?
Mijn telefoonnummer is twee, vier, zes, acht.
Mijn telefoonnummer is 789.
Wat is het telefoonnummer?
Kent zij uw telefoonnummer?
Wat is jouw telefoonnummer?
Wat is uw telefoonnummer?
- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.
Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.
- Ik kan me je telefoonnummer niet herinneren.
- Ik kan me uw telefoonnummer niet herinneren.
- Ik kan me jullie telefoonnummer niet herinneren.
Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.
- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben jullie telefoonnummer vergeten.
Geef mij uw telefoonnummer.
Heb je het telefoonnummer opgeschreven?
- Mag ik je telefoonnummer?
- Kan ik je telefoonnummer krijgen?
- Mag ik je nummer?
Mijn telefoonnummer is 9876-5432.
- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben je telefoonnummer vergeten.
Mijn telefoonnummer is 9876-5432.
Bent u uw telefoonnummer wel eens vergeten?
- Kun je me je telefoonnummer geven?
- Kan je mij je telefoonnummer geven?
Wat is het telefoonnummer van het taxibedrijf Dazhong?
Ik heb Tom Maria's telefoonnummer gegeven.
Tom vroeg me mijn telefoonnummer.
Tom vroeg me mijn telefoonnummer.
Ik kom niet op Toms telefoonnummer.
Wat is het telefoonnummer van de Tokyo Dome?
Ik wil hem telefoneren, hebt ge zijn nummer?
Geef me uw naam en telefoonnummer.
Tom schreef zijn telefoonnummer op een servet en gaf ze aan Maria.
Schrijf alstublieft hier uw naam, adres en telefoonnummer.