Examples of using "Wem" in a sentence and their dutch translations:
- Met wie ben je aan het praten?
- Tegen wie heb je het?
Over wie heb je het?
- Met wie ben je aan het praten?
- Tegen wie heb je het?
Tot wie behoren die pennen?
Voor wie is het nuttig?
Van wie zijn ze?
Wees voorzichtig met wie je vertrouwt!
Van wie is dit?
In wiens voordeel?
Voor wie ben je bang?
- Met wie woon je samen?
- Met wie woont u samen?
- Met wie woon je?
- Met wie woont u?
- Aan wie heb je het gegeven?
- Aan wie heeft u het gegeven?
- Aan wie hebben jullie het gegeven?
Met wie ben je gekomen?
Met wie wil je praten?
Over wie heb je het?
Met wie heb ik de eer?
Aan wie hebt ge dat gegeven?
- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?
Met wie spreekt hij?
Tegen wie heb je het?
Van wie is die rugzak?
Wiens klok is het?
Van wie is deze fiets?
Wiens gitaar is dit?
Van wie zijn die boeken?
Voor wie luiden de klokken?
Van wie is dat boek?
Van wie is deze tas?
Wie is de eigenaar van deze auto?
Van wie is dit schoolboek?
Tot wie behoren die pennen?
Van wie is deze pen?
Van wie is deze paraplu?
Wie is eigenaar van dit huis?
Tegen wie heb je het?
Van wie heb je dit gekregen?
Aan wie ging je het verkopen?
Aan wie heb je het boek gegeven?
Met wie wil je praten?
Geef het aan wie je wilt.
Met wie wil je praten?
Met wie was je aan het praten?
Met wie was je aan het telefoneren?
Van wie is het eten hier?
Met wie spreek ik nu?
Met wie ga je daarheen?
Met wie ga je Kerstmis doorbrengen?
"Hallo, met wie spreek ik?"
- Van wie is die brief?
- Wiens brief is dit?
Wiens idee was dit?
Naar wie heb je gekeken?
Voor wie ben je bang?
Met wie ben je aan het lachen?
Ik vraag me af wiens schaar dit is?
Aan wie heb je het gegeven?
Wie komt daarop?
Wiens boek is dit?
Met wie heb ik de eer?
Weten jullie van wie deze auto is?