Translation of "Gib" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Gib" in a sentence and their dutch translations:

- Gib es zurück!
- Gib es zurück.

- Geef het terug!
- Geef terug.

- Gib es auf!
- Gib auf!
- Abtreten!

- Geef het op!
- Geef op!

Gib nichts!

Geef niets!

Gib Patschhand!

Handje hier!

Gib auf!

- Geef op.
- Geef het op.

- Gib es nicht auf!
- Gib nicht auf!

Geef niet op!

- Gib es nicht auf!
- Gib nicht auf.

Geef niet op!

- Gib ihm das Mikrophon!
- Gib ihm das Mikro!

Geef hem de microfoon!

Gib mir Freiheit oder gib mir den Tod.

Geef me de vrijheid of geef me de dood.

- Gib es ihm nicht.
- Gib es ihr nicht.

Geef het hem niet.

- Gib mir Zeit, darüber nachzudenken.
- Gib mir Bedenkzeit.

Geef me tijd om erover na te denken.

- Gib mir das Gewehr!
- Gib mir die Waffe!

Geef het wapen aan mij!

Gib mal Gas!

Vooruit met de geit!

Gib es auf!

- Geef het op!
- Geef het op.

Gib mir Zeit!

Geef me tijd.

Gib dies Ramu!

Geef dit aan Ramu!

Gib es zurück!

Geef het terug!

Gib ihr das!

Geef het aan haar.

Gib nicht auf.

Geef niet op!

Gib mir Rückendeckung!

Kijk uit voor mij.

Gib es mir.

- Geef het aan mij!
- Geef het aan mij.

Gib mir Wasser.

Geef mij water.

Gib ihm Zeit.

Geef hem tijd.

Gib es zurück.

Geef het terug!

Gib sie ihnen.

Geef het aan hen.

Gib es ihm.

Geef het aan hem.

Gib sie ihm.

Geef ze hem.

Gib es ihr.

Geef het aan haar.

Gib sie ihr.

Geef ze aan haar.

Gib uns Frieden!

Geef ons vrede!

Gib ihnen Geld.

- Geef ze geld.
- Geef hen geld.

- Gib mir einige Tage.
- Gib mir ein, zwei Tage.

Geef me een paar dagen.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!
- Sieh dich vor!
- Gib Obacht!
- Gib Acht!
- Gib acht!
- Sei achtsam.

- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Wees voorzichtig.
- Pas op!
- Kijk uit.

- Gib mir noch eins.
- Gib mir noch eine.
- Gib mir noch einen.
- Gebt mir noch einen.

Geef me er nog eentje.

Aber gib niemals auf.

Maar geef niet op.

Gib mir ein paar.

Geef me er een paar.

Gib mir dein Geld.

Geef me je geld.

Gib mir das schriftlich.

- Zet dat op papier.
- Zet dat zwart op wit.
- Schrijf het op.
- Leg het schriftelijk vast.

Gib mir einen Tipp.

- Geef me een tip.
- Geef me wat drinkgeld.
- Geef me een fooi.

Gib mir eine Chance!

- Geef me een kans!
- Geef mij een kans.

Gib mir die Waffe!

Geef het wapen aan mij!

Gib mir die Nummer.

Geef mij het nummer.

- Pass auf!
- Gib acht!

- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Opgepast!
- Pas op!
- Kijk uit.

Gib mir eine Antwort.

Geef me antwoord.

Gib mir einen Kuss!

Geef me een kus.

Gib mir eine Apfelsine!

Geef me een sinaasappel.

Gib mir deine Telefonnummer.

- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.

Gib mir das Buch.

Geef me dat boek.

Gib mir mein Bier.

Geef me mijn bier.

Gib mir bitte Wasser.

Geef me een beetje water, alsjeblieft.

Gib mir den Schlüssel.

Geef me de sleutel.

Gib es mir nicht.

Geef me dat niet.

Gib mir bitte einen.

Geef me alsjeblieft een.

Gib mir einen Lolli!

Geef me een lolly!

Gib mir ein Bier.

Geef me een biertje.

Gib mir das Salz!

Geef me het zout!

Gib es ihm nicht.

Geef het hem niet.

Gib mir was davon.

Geef me een beetje.

Gib dem Vogel Futter!

Geef de vogel voer!

Gib mir einen Apfel.

Geef me een appel.

Gib mir ein Küsschen!

Geef me een kusje!

Gib dieses Buch Tom.

Geef dit boek aan Tom.

- Vergiss es!
- Gib auf!

Geef het op!

Gib es mir, Tom.

Geef het mij, Tom.

Gib ihm das Mikrophon!

Geef hem de microfoon!

Gib mir eine Münze.

Geef me een munt.