Examples of using "Manon" in a sentence and their dutch translations:
- Ben jij Mary?
- Bent u Mary?
Maria was niet gelukkig.
Maria heeft groene wenkbrauwen.
Tom had Mary moeten waarschuwen.
Maria was mijn eerste vriendin.
Tom liet zijn fotoalbum aan Mary zien.
Waarom waren Tom en Mary daar?
Tom en Maria krijgen een baby.
Manon is niet zoals de andere meisjes.
Waarom waren Tom en Mary daar?
Tom zei dat Mary blind was.
- Mary slaapt met een mes onder haar kussen.
- Maria slaapt met een mes onder haar hoofdkussen.
Tom hield Maria's hand niet vast.
Tom en Mary vertelden me dat zij geen paspoort hadden.
Douchen Tom en Maria iedere dag?
Tom opende zelfs de brief van Mary niet.
Ik denk dat Tom de zoon van Mary is.
Tom gaat proberen dat uit Maria haar hoofd te praten.
Maria zei dat ze geen toestemming had om dat te doen.
Tom staarde naar het eten op Maria haar bord.
Tom en Mary zijn niet zo jong als ze eruitzien.
Tom en Maria hadden hadden altijd ruzie toen ze jonger waren.
Tom zei dat hij niet voor Marie borg kon staan.
Ik denk dat Tom en Mary niet met ons willen eten.