Examples of using "Amie" in a sentence and their dutch translations:
Ik wacht op een vriendin van me.
Ze is mijn vriendin.
Hallo, mijn vriend!
Ze was mijn beste vriendin.
was mijn vriendin Melissa.
Dat is mijn Japanse vriendin.
Dit is mijn vriendin.
Zij is haar vriend.
Ik ben je vriend.
Mijn vriendin is Belgisch.
Mijn vriendin is hier.
Zij is mijn mooiste vriendin.
Mijn beste vriendin heet Dominga.
Mijn vriendin is erg jaloers.
Heb je een vriendin?
Ze is mijn beste vriendin.
- Zij is mijn vriendin niet meer.
- Zij is mijn vriend niet meer.
Ze is een vriend van mij.
Mijn vriendin heet Laurie.
- Zijn lief is een Roemeense.
- Zijn vriendin is een Roemeense.
De verbeeldingskracht is bevriend met de toekomst.
Ze was mijn enige vriend.
Zij schreef aan een vriendin.
Heeft Tom een vriendin?
Heb je een vriendin?
Mijn vriendin is Canadees.
Zij is eerder een kennis dan een vriendin.
Zij was mijn eerste vriendin.
Maria was mijn eerste vriendin.
Mijn vriend heeft me geholpen.
Hoe heet uw vriendin?
Hij heeft geen vriendin.
Heeft hij een vriendin?
Ik ben haar vriend niet.
Zij was mijn eerste vriendin.
Dit cadeau is voor mijn vriendin.
Ik wil je vriendin zijn.
Hij heeft een nieuwe vriendin.
Zij is een vriendin van mijn vrouw.
Maria is mijn ex-vriendin.
Mijn vriendin komt uit Boston.
Maria is niet mijn vriendin.
Is dat jouw nieuwe vriendin?
Ze was mijn beste vriendin.
Zij is eerder een kennis dan een vriendin.
Mijn ouders kennen mijn vriendin.
- Tom heeft zijn vriendin telefonisch gesproken.
- Tom belde zijn vriendin.
Tom heeft een nieuwe vriendin.
Hij werd verliefd op zijn beste vriendin.
- Ik ben je vriend.
- Ik ben uw vriend.
- Ik ben jullie vriend.
Je vriend is hier.
Je was mijn vriend.
Jim is smoorverliefd op zijn vriendin.
Mary is Toms vriendin.
Zij was mijn eerste vriendin.
Hij werd vergezeld door zijn vriendin.
Ik heb geen vriendin nodig.
Hij koopt bloemen voor zijn vriendin.
Tom heeft al een nieuwe vriendin.
Ik begin mijn vriendin te missen.
Ik heb een vriendin.
Mijn vriend heeft me geholpen.
Mijn vriend is hier.
Tom gaat met zijn vriendin winkelen.
Hij is mijn vriend.
Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.