Examples of using "L'instituteur" in a sentence and their dutch translations:
De docent rende de trap op.
De leraar stond toe dat hij naar huis ging.
De leraar stond toe dat hij naar huis ging.
- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.
De leraar is streng met zijn cursisten.
- De leraar verklaarde ons de betekenis van dat woord.
- De leraar zal ons de betekenis van het woord uitleggen.
De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.
De jongen gooide een papieren vliegtuigje naar de leraar.
Ik begrijp niet wat de leraar zegt.
- Ik heb schrik van wat de leraar zal zeggen.
- Ik ben bang voor wat de leraar gaat zeggen.
De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.
Ik begrijp niet wat de leraar zegt.