Examples of using "Aller" in a sentence and their dutch translations:
Heen en terug? Enkele reis.
U mag gaan.
Heen en terug of enkele reis?
Waar wilt ge naartoe?
Ik ga graag naar de bioscoop.
Ik moet gaan slapen.
- Ik hoop te gaan.
- Ik hoop dat ik ga.
Kunnen we gaan?
Oké, we moeten gaan. Hé.
- Jullie mogen gaan.
- U mag gaan.
Wij willen weggaan.
- Ik moet gaan slapen.
- Ik moet naar bed.
Kan ik gaan wandelen?
U mag gaan.
Ik zal je toestemming geven om te gaan.
Ik wil naar Japan gaan.
We kunnen beter gaan.
Ik zou mee moeten gaan.
- Je mag gaan.
- U mag gaan.
We moeten gaan.
Ik zou graag gaan zwemmen.
Ik ga graag naar de bioscoop.
Ik moest gaan.
Tom moet ervandoor.
Ik ga.
Ik wil weggaan.
- Ik wil daarheen gaan.
- Ik wil daarnaartoe gaan.
Je mag gaan.
U mag gaan.
Wie wil gaan?
Ik wil naar het buitenland.
Ik moet gaan slapen.
Ik wil gaan zwemmen.
Ik moet erheen.
Ik kan gaan.
- Moet ik weg?
- Moet ik weggaan?
Ik ben bang om te gaan.
We moeten gaan.
Je moet gaan.
Tom wist waarnaartoe te gaan.
Kan ik gaan?
- Je zou wat moeten slapen.
- Je zou moeten gaan slapen.
Kunnen we gaan?
Ik wil gaan.
Weet je waar je heen moet?
Ik zou wat moeten slapen.
- U zou wat moeten slapen.
- U zou moeten gaan slapen.
- Jullie zouden moeten gaan slapen.
- Jullie zouden wat moeten slapen.
Ik moet pissen.
Je mag vertrekken.
Ik wil gaan.
- Ga je dan niet?
- Wil je niet gaan?
Laat me gaan!
Ik wil met je meegaan.
Ik moet ervandoor.
- Wil je niet gaan?
- Wilt u niet gaan?
- Willen jullie niet gaan?
Ik moet gaan.
Ge moet niet noodzakelijk naar daar gaan.
- Laat me gaan!
- Laat me los!
Ga nu maar naar huis.
- Waar wilt ge naartoe?
- Waar wil je heen?
Je draaft een beetje door.
Wil je eerst?
Ik moet naar huis.
Ik moet echt weg.
Je moet vroeg naar bed gaan.
Je hoeft niet te gaan.
Wilt ge naar buiten gaan?
Ooit zou ik graag naar Frankrijk gaan.
We moeten gaan.