Examples of using "Faisais" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben failliet.
Ik werd gearresteerd.
Ik maakte mijn huiswerk.
- Ik was cake aan het bakken.
- Ik was een cake aan het bakken.
Wat dacht je ervan als ik dat doe?
Ik heb Tom van gedacht doen veranderen.
Ik deed alsof ik sliep.
- Wat heb je vanochtend gedaan?
- Wat was je vanochtend aan het doen?
Ik maakte maar een grapje.
Wat deed je daar?
- Wat heb je gestudeerd?
- Wat studeerde je?
Ik deed alsof ik sliep.
Ik herhaalde gewoon zijn mening.
Je hebt je middagdutje niet gedaan.
Ik deed alsof ik het niet hoorde.
Wat dacht je ervan als ik dat doe?
Ik deed alsof ik het niet hoorde.
Maar toen maakte ik veel fouten.
Ik sleutelde.
Ik deed alsof ik het niet hoorde.
Wat heb je tot die tijd gedaan?
Ik heb mijn kleren laten naaien.
Wat als je een toespraak hield en er kwam niemand?
Ik deed alsof ik sliep.
Wat was je aan het doen?
- Je hebt maar gedaan alsof, niet?
- U hebt maar gedaan alsof, niet?
- Ik zei dat alleen maar om te lachen.
- Ik maakte maar een grapje.
- Ik bedoelde het maar als een grapje.
Wat ik probeer te doen is om heel vroeg wakker te worden en dan te gaan.
Ik heb een papieren vliegtuig gemaakt.
- Wat heb je gedaan?
- Wat hebben jullie gemaakt?
- Wat heb je gedaan?
- Wat hebben jullie gemaakt?
- Wat waren jullie aan het doen?
- Wat hebben jullie gedaan?