Examples of using "Mes" in a sentence and their dutch translations:
mijn vrienden, familie, collega's ...
Neem mijn bril.
Mijn schoenen piepen.
Hemeltje!
- Mijn broers!
- Broers!
- Broeders!
- Gecondoleerd!
- Mijn oprechte deelneming!
Gecondoleerd.
Mijn zussen!
Ik heb mijn handen in mijn zakken gestoken.
Mijn bagage ontbreekt.
Ik heb mijn kleren gedroogzwierd.
Dit zijn mijn voorwaarden.
Mijn buren zijn gek.
Mijn vrienden noemen me Ken.
Mijn ogen tranen.
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
- Je verdraait mijn woorden.
- U verdraait mijn woorden.
Ik heb mijn bril kapotgemaakt.
Breng mijn bril.
Je leest mijn gedachten.
Waar zijn mijn zwemvliezen?
Hartelijk gegroet.
- Mijn ogen doen pijn.
- Mijn ogen prikken.
Bedankt, broeders.
Dit zijn mijn vrienden.
Ik hou van mijn ouders.
Kijk uit voor mij.
- Pas op mijn vingers.
- Let op mijn vingers.
- Kijk naar mijn vingers.
Neem mijn bril.
- Mijn tandvlees bloedt.
- Mijn tandvlees is aan het bloeden.
- Ik heb mijn kleren gedroogzwierd.
- Ik heb mijn kleren uitgewrongen.
Gaan jullie je gang!
Mijn ouders houden van me.
Dit zijn mijn boeken.
Ik zou mijn ouders bellen.
Bedankt, vrienden.
- Mijn benen trilden.
- Mijn benen waren aan het trillen.
- Mijn benen beefden.
- Mijn benen waren aan het beven.
Mijn oprechte deelneming!
Mijn handen beefden.
Geef mijn bloemen water!
Ik woon bij mijn ouders.
Let op mijn valiezen.
De ouders van mijn ouders zijn mijn grootouders.
en mijn broers, zussen en mij naar school sturen.
Hij is één van mijn geburen.
Laat mijn pakje naar hier brengen.
Ik geef mijn oude boeken weg.
Ik heb mijn kleren laten naaien.
- Eet mijn frietjes niet.
- Eet mijn friet niet.
Mijn kinderen wonen in Boston.
Waar zijn al mijn vrienden?
- Knijp alsjeblieft mijn vingers dicht.
- Knijp alstublieft mijn vingers dicht.
Zij ontweek mijn vragen.
terwijl ik daar voor de klas stond.
Ik put kracht uit mijn goede vrienden.
Ik begon daarom te zoeken.
Ik heb mijn plannen opgegeven.
Mijn schoenen zijn versleten.
Mijn ouders zijn oud.
Geef mijn liefde aan haar.
Mijn ogen zijn blauw.
Mijn ouders zijn dood.
- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.
Mijn voeten zijn koud.
Laat mijn spullen met rust.
Ik ben dol op mijn collega's.
Doe haar de groeten van me.
Ik ben mijn vrienden kwijt.
- Mijn schoenveters schoten los.
- Mijn veters waren losgeraakt.
Ik heb zo mijn eigen redenen.
Waar zijn mijn sigaretten?
Ik hoor met mijn oren.
Waar zijn mijn boeken?