Examples of using "Devoirs" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Ik haat huiswerk.
Maak je huiswerk.
Ik heb huiswerk.
- Doe het huiswerk!
- Maak het huiswerk!
- Maak nu je huiswerk.
- Maak nu je huiswerk!
Maak nu je huiswerk!
Ik heb veel huiswerk.
Tom haat huiswerk.
We hebben huiswerk.
Ik maakte mijn huiswerk.
Heb je huiswerk?
Waar is jouw huiswerk?
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Maak je huiswerk zelf.
- Ik ben mijn huiswerk aan het maken.
- Ik maak mijn huiswerk.
Al mijn huiswerk is klaar.
Ze heeft haar huiswerk gemaakt.
Ik vind huiswerk niet leuk.
Maak je huiswerk zelf.
Ik heb mijn huiswerk al af.
Ik heb een hele berg huiswerk.
Ik moet mijn huiswerk doen.
Ik vind huiswerk niet leuk.
Hij heeft mij mijn huiswerk helpen maken.
Graag morgen het huiswerk inleveren.
- Maak nu uw huiswerk.
- Maak nu je huiswerk!
Graag morgen het huiswerk inleveren.
Ze was druk bezig met haar huiswerk.
Huiswerk maken is extreem saai.
- Ik heb vandaag geen huiswerk.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.
Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.
- Lever je huiswerk in.
- Lever jullie huiswerk in.
Ik heb vandaag wiskundehuiswerk.
Sam heeft zijn huiswerk al gemaakt.
Tom houdt niet van huiswerk maken.
Daar horen pauzes bij.
Eerst moeten we het huiswerk afmaken.
Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk.
Ik heb een week de tijd om mijn huiswerk af te maken.
Hij heeft mij mijn huiswerk helpen maken.
Ze heeft haar huiswerk nog niet gemaakt.
Ik ben te lui om mijn huiswerk te maken.
Tom vergat zijn huiswerk te maken.
Zij hielp haar broer bij zijn huiswerk.
Vergeet niet dat we huiswerk hebben.
Ga je vanmiddag je huiswerk maken?
Morgen hebben we huiswerk voor Engels, nietwaar?
Gilles ging met Samuel en Ties huiswerk maken.
Ze kwam voorbereid naar de les,
Ik maak mijn huiswerk, nadat ik televisie heb gekeken.
Ik wil dat je me helpt met mijn huiswerk.
Het spijt me, ik ben vergeten mijn huiswerk te doen.
Ik heb drie uur nodig gehad om mijn huiswerk te maken.
Vergeet niet dat we huiswerk hebben.
Tom maakt regelmatig spelfouten in zijn huiswerk.
niet veel anders zijn dan die uit mijn natuurkundehuiswerk.
Zou het kunnen dat ze haar huiswerk nog niet af heeft?
Een van mijn taken na schooltijd of tijdens de vakantie
Toen ik thuiskwam, was mijn broer zijn huiswerk aan het doen.
Ik heb vandaag wiskundehuiswerk.
Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.
Ik kan niet buiten komen, want ik heb huiswerk.
Het luie vriendje van Beth vroeg haar zijn geschiedeniswerk te maken.
De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.
Heb je je huiswerk al gedaan?