Examples of using "Luckily" in a sentence and their dutch translations:
Gelukkig haalden we het.
Gelukkig is er niemand verdronken.
Gelukkig werd niemand nat.
Gelukkig bestaat er zoiets:
Gelukkig hadden we onze noodradio.
Maar gelukkig was dat niet nodig.
- Gelukkig werd het weer beter.
- Gelukkig bleek het prima weer.
Gelukkig vonden wij een ontsnappingsweg.
Gelukkig gingen zijn ouders na jaren eindelijk samen op reis.
Gelukkig zijn er genoeg manieren om te slagen.
Gelukkig is ze niet gestorven.
Gelukkig gingen zijn ouders na jaren eindelijk samen op reis.
Gelukkig is Dicks vader niet in de oorlog gedood.
Gelukkig zijn er meerdere routes die we kunnen nemen om te slagen...
Gelukkig is het goed afgelopen.
Gelukkig is ze niet gestorven.
Een steek kan haar doden. Maar gelukkig hebben de bijen het te koud om aan te vallen.