Translation of "Had" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Had" in a sentence and their dutch translations:

- He had breakfast.
- She had breakfast.

Zij had ontbijt.

- I had help.
- I had some help.

Ik had hulp.

- Mary had a good time.
- Mary had some fun.
- Mary had fun.

Maria had plezier.

- He had grey hair.
- He had gray hair.

Hij had grijs haar.

- He had grey hair.
- I had gray hair.

- Hij had grijs haar.
- Ik had grijs haar.

- He had no money.
- She had no money.

Zij had geen geld.

- We had fun.
- We had a good time.

- We hadden plezier.
- We hadden lol.

- I had to go.
- I had to leave.

Ik moest gaan.

- Tom had a meltdown.
- Tom had a breakdown.

Tom had een inzinking.

If I had...

Als ik...

They'd had enough.

Ze hadden er genoeg van.

I've had enough!

- Ik heb er genoeg van.
- Ik heb er genoeg van gehad.

It had snowed.

Het had gesneeuwd.

She had twins.

Ze had een tweeling.

He had ambition.

Hij had ambitie.

Tom had appendicitis.

Tom had blindedarmontsteking.

Nothing had moved.

- Er was niets bewogen.
- Er bewoog niets.

I had breakfast.

- Ik heb ontbeten.
- Ik had ontbeten.

He had breakfast.

Hij had ontbijt.

Tom had breakfast.

Tom had ontbijt.

Mary had breakfast.

Maria had ontbijt.

They had breakfast.

Zij hadden ontbijt.

We had breakfast.

We hebben ontbeten.

We had fun.

- We hadden plezier.
- We hadden lol.

We had lunch.

We hebben geluncht.

I had doubts.

Ik had mijn twijfels.

I had help.

Ik had hulp.

They had lunch.

Ze hadden lunch.

Sami had bodyguards.

- Sami had lijfwachten.
- Sami had bodyguards.

Layla had AIDS.

Layla had aids.

Sami had asthma.

Sami had astma.

Sami had twins.

Sami had een tweeling.

Sami had eczema.

Sami had eczeem.

Sami had breakfast.

Sami had ontbijt.

Mary had fun.

Maria had plezier.

You had read.

Je had gelezen.

She had breakfast.

Zij had ontbijt.

They had nothing.

Ze hadden niets.

- I've had coffee already.
- I've already had a coffee.

Ik heb al koffie gedronken.

- They had no food.
- They had nothing to eat.

- Ze hadden niks te eten.
- Ze hadden geen eten.
- Ze hadden niets te eten.

Bob had had many dangerous adventures during the war.

Tijdens de oorlog beleefde Bob veel gevaarlijke avonturen.

- He had a stomachache.
- He had a stomach ache.

Hij had buikpijn.

I had had a dorm room business, I'd had to shut it down in the bust,

waardoor ik mijn start-up moest opheffen.

- Everybody had a good year.
- Everyone had a good year.

Iedereen had een goed jaar.

- My aunt had three kids.
- My aunt had three children.

Mijn tante had drie kinderen.

I had had my watch repaired, but it broke again.

Ik had mijn horloge laten repareren, maar het ging weer kapot.

- I had the door mended.
- I had the door repaired.

Ik heb de deur laten repareren.

- We had little water.
- We only had a little water.

We hebben maar een beetje water.

- Have you had breakfast yet?
- Have you already had breakfast?

Heeft u reeds ontbeten?

- Tom said he'd had nothing to do with what had happened.
- Tom said that he'd had nothing to do with what had happened.

Tom zei dat hij niets te maken had met wat er gebeurd was.

I had crippling cramps,

Ik had verlammende krampen,

had a huge announcement.

hadden groot nieuws.

Belle never had cancer.

Belle had nooit kanker gehad.

They had limited opportunities.

Ze hadden beperkte mogelijkheden.

For what you had.

Voor wat je had.

Not having had children.

Dat ik geen kinderen heb.

You had better go.

Je kan maar beter gaan.

I've had coffee already.

Ik heb al koffie gedronken.

She had an abortion.

Ze heeft een abortus gehad.

They had wonderful lives.

Ze hadden prachtige levens.

He had fifty dollars.

Hij had vijftig dollar.

He had three sons.

Hij had drie zoons.

He had long hair.

Hij had lang haar.

I had to go.

Ik moest gaan.

Yesterday we had fun.

Wij hebben ons gisteren geamuseerd.

We had a fight.

We hadden ruzie.

We had little water.

We hadden een beetje water.

I had completely forgotten.

Dat had ik helemaal vergeten.

He had a headache.

Hij had hoofdpijn.

He had just arrived.

Hij was zojuist gearriveerd.

You had no choice.

- Je kon niet kiezen.
- Jij had geen keuze.

I had an idea.

- Ik had een idee.
- Een idee kwam bij me op.

I had a dictionary.

Ik had een woordenboek.

We had to stop.

We moesten stoppen.

I had a breakdown.

Ik had panne.

You had a nosebleed.

- Je had een bloedneus.
- U had een bloedneus.

We had lunch early.

We hadden een vroege lunch.

I had gray hair.

Ik had grijs haar.

I had to try.

Ik moest het proberen.

I have had fun.

Ik heb het leuk gehad.

Tom had a beer.

Tom had een biertje.

He had pale lips.

Hij had bleke lippen.

I had to stay.

Ik moest blijven.

I had no doubts.

Ik twijfelde niet.

Tom had many friends.

Tom had veel vrienden.

They had no food.

Ze hadden geen eten.