Translation of "Need" in Dutch

need.

zou hebben.

- Children need loving.
- Children need love.

- Kinderen hebben liefde nodig.
- Kinderen hebben behoefte aan liefde.

- Kids need sleep.
- Children need sleep.

Kinderen hebben slaap nodig.

- I need help.
- I need help!

Ik heb hulp nodig.

- We need rules!
- We need rules.

We hebben regels nodig!

- We need evidence.
- We need proof.

We hebben bewijzen nodig.

- I need assistance.
- I need support.

Ik heb ondersteuning nodig.

- I'll need that.
- I'll need this.

Ik zal dat nodig hebben.

- They need water.
- You need water.

U hebt water nodig.

- You need money.
- They need money.

- Ze hebben geld nodig.
- Jullie hebben geld nodig.

- I need help.
- I need assistance.
- I'm going to need help.

Ik heb hulp nodig.

- We need help.
- We're in need of help.
- We need assistance.

We hebben hulp nodig.

- You need money?
- Do you need money?

Heb je geld nodig?

- We need some money.
- We need money.

We hebben geld nodig.

- We need the money.
- We need money.

We hebben het geld nodig.

- I need a vacation!
- I need a holiday.
- I need a vacation.

Ik ben aan vakantie toe.

- I need help.
- I need some help.
- I need help!
- I want help.

Ik heb hulp nodig.

- I need both of those.
- I need both of them.
- I need both.

Ik heb ze allebei nodig.

- I need a smoke.
- I need a cigarette.

- Ik heb een sigaret nodig.
- Ik moet een sigaret hebben.

- We need your help.
- We need your help!

We hebben jullie hulp nodig.

- I don't need anyone.
- I don't need anybody.

- Ik heb niemand nodig.
- Ik heb geen hulp nodig.

- I'm in need of money.
- I need money.

Ik heb geld nodig.

- I need a medic.
- I need a doctor!

Ik heb een dokter nodig.

- We need your help.
- We need your assistance.

We hebben jouw hulp nodig.

- I need a cab.
- I need a taxi.

Ik heb een taxi nodig.

- I need someone now.
- I need one now.

Ik heb er nu een nodig.

- I need a vacation!
- I need a holiday.

Ik heb een vakantie nodig.

- I need a doctor!
- I need a doctor.

Ik heb een dokter nodig.

- I don't need it.
- I don't need her.

Ik heb het niet nodig.

- I need his help.
- I need her help.

Ik heb zijn hulp nodig.

- We need a response.
- We need an answer.

Wij hebben een antwoord nodig.

- I need colored pencils.
- I need coloured pencils.

Ik heb kleurpotloden nodig.

- I need new tires.
- I need new tyres.

Ik heb nieuwe banden nodig.

- I need a bath.
- I need a shower.

Ik moet onder de douche.

- I need a medic.
- I need a doctor.

Ik heb een dokter nodig.

- I need a vacation!
- I need a vacation.

- Ik heb vakantie nodig.
- Ik ben aan vakantie toe.

- We don't need her.
- We don't need them.

- We hebben haar niet nodig.
- We hebben hen niet nodig.

- I need his name.
- I need her name.

Ik heb haar naam nodig.

- I need a crew.
- I need a team.

Ik heb een bemanning nodig.

- We need the money.
- We need that money.

We hebben het geld nodig.

- I need a coat.
- I need a jacket.

Ik heb een jas nodig.

- We need more space.
- We need more room.

We hebben meer ruimte nodig.

- Are you in need of help?
- Do you need help?
- Do you need assistance?

Heeft u hulp nodig?

- I don't need your sympathy.
- I don't need her sympathy.
- I don't need their sympathy.
- I don't need your pity.

Ik heb uw medelijden niet nodig.

We need mentors.

we hebben mentoren nodig.

I need you.

Ik heb je nodig.

We need money.

We hebben geld nodig.

I need somebody.

Ik heb iedereen nodig.

Children need loving.

Kinderen hebben liefde nodig.

I need coffee.

Ik heb koffie nodig.

You need help.

Je hebt hulp nodig.

We need you.

- We hebben u nodig.
- We hebben je nodig.
- We hebben jullie nodig.

You need us.

Je hebt ons nodig.

We need this.

We hebben dit nodig.

We need help.

Wij hebben hulp nodig.

We need evidence.

We hebben bewijzen nodig.

I need support.

Ik heb ondersteuning nodig.

I need help!

Ik heb hulp nodig!

I need fish.

Ik heb vissen nodig.

I need ice.

Ik heb ijs nodig.

I need cigarettes.

Ik heb sigaretten nodig.

You need protection.

Je hebt bescherming nodig.

We need rest.

We hebben rust nodig.

You need this.

Dit heb je nodig.

We need rules!

- We hebben regels nodig!
- We hebben nood aan regels!

You need sleep.

- Ge hebt slaap nodig.
- Je hebt slaap nodig.