Translation of "Were" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Were" in a sentence and their dutch translations:

- We were successful!
- We were successful.

We waren succesvol.

- You were right.
- You were correct.

- U had gelijk.
- Je had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.

- You were asleep.
- You were sleeping.

Je sliep.

- They were killed.
- They were murdered.

Ze zijn vermoord.

- They were right.
- They were correct.

Ze hadden gelijk.

- They were wrangling.
- They were arguing.

Ze waren aan het redetwisten.

- Some were late.
- Some people were late.

Sommigen kwamen te laat.

- They were approaching.
- They were coming close.

- Ze naderden.
- Zij kwamen dichterbij.

- You were right.
- You guys were right.

Jullie hadden gelijk.

- Were you shot?
- Were you shot at?

- Werd u neergeschoten?
- Werd je neergeschoten?

- Were you alone?
- Were you here alone?

Was je alleen?

- His services were appreciated.
- His achievements were acknowledged.

- Zijn prestaties werden erkend.
- Zijn prestaties genoten erkenning.

- Originally they were farmers.
- They were originally farmers.

Zij waren oorspronkelijk boeren.

- We were all shocked.
- We were all stunned.

We waren allemaal geschokt.

- The doors were closed.
- The gates were closed.

De deuren waren gesloten.

- They were sleeping.
- They slept.
- They were asleep.

- Ze waren aan het slapen.
- Ze sliepen.

- Were you guys serious?
- Were you all serious?

Meenden jullie dat?

- What were we talking about?
- Where were we?

Waar waren we gebleven?

Or were radicals.

of die daadwerkelijk radicaal waren.

We were surprised.

We waren verrast.

Supplies were cheap.

Voorraden waren goedkoop.

All were silent.

- Iedereen was stil.
- Ze waren allemaal stil.
- Zij waren allemaal stil.
- Ze waren allen stil.
- Zij waren allen stil.

They were swimming.

- Ze zwommen.
- Ze waren aan het zwemmen.

All were present.

- Iedereen was aanwezig.
- Allen waren aanwezig.

We were right.

We hadden gelijk.

They were satisfied.

Ze waren tevreden.

They were busy.

- Ze waren bezig.
- Ze waren druk.

Where were we?

Waar waren we gebleven?

They were hungry.

Ze hadden honger.

You were saying...?

Je zei?

We were friends.

We waren vrienden.

We were outnumbered.

We waren in de minderheid.

You were perfect.

Je was perfect.

Were you crying?

- Waren jullie aan het huilen?
- Was je aan het huilen?

Were you successful?

- Is het je gelukt?
- Is het u gelukt?
- Is het jullie gelukt?
- Was je succesvol?
- Was u succesvol?
- Waren jullie succesvol?

You were fantastic.

- Je was fantastisch.
- U was fantastisch.
- Jullie waren fantastisch.

You were late.

Je kwam te laat.

Were you happy?

Was je gelukkig?

You were happy.

- Je was gelukkig.
- Jullie waren gelukkig.
- U was gelukkig.

We were scared.

We waren bang.

We were cold.

We hadden het koud.

You were right.

- U had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.

They were right.

Ze hadden gelijk.

You were jealous.

Jullie waren jaloers.

They were disappointed.

Ze waren teleurgesteld.

Both were naked.

Ze waren allebei naakt.

You were great.

- Je was geweldig.
- U was geweldig.
- Jullie waren geweldig.

We were happy.

Wij waren gelukkig.

Were you vaping?

Was je aan het vapen?

Were you sincere?

Was je oprecht?

Were you nervous?

- Was u nerveus?
- Was u zenuwachtig?
- Waren jullie zenuwachtig?
- Waren julie nerveus?
- Was jij nerveus?
- Was jij zenuwachtig?

You were pregnant.

Je was zwanger.

You were tired.

U was moe.

You were busy.

Je hebt het druk gehad.

They were wealthy.

Ze waren rijk.

We were together.

Wij waren samen.

We were successful!

We waren succesvol!

Were you shot?

- Werd u neergeschoten?
- Werd je neergeschoten?
- Werden jullie neergeschoten?

They were sleeping.

Ze sliepen.

We were waiting.

- We wachtten.
- We waren aan het wachten.

You were correct.

Je had gelijk.

Shots were fired.

Beelden werden verbrand.

We were outside.

We waren buiten.

They were exaggerating.

Ze overdreven.

Were you there?

- Was je daar?
- Was u daar?

They were eating.

- Zij waren aan het eten.
- Zij aten.

You were eating.

Jullie aten.

We were drinking.

- We dronken.
- We waren aan het drinken.

They were drinking.

Ze dronken.

We were diving.

We doken.

You were praying.

Jullie baden.

They were praying.

Ze baden.

You were studying.

Je studeerde.

We were studying.

- We waren aan het studeren.
- We studeerden.

They were studying.

Ze studeerden.

They were tired.

Ze waren moe.