Examples of using "Helmet" in a sentence and their dutch translations:
Helm op.
Je hebt mijn helm.
Tom heeft een helm nodig.
Ik heb een helm nodig.
Helm op. Touw naar beneden.
Een kogel doorboorde de helm.
Heb je een helm?
Om dit blok. Helm op.
Helm af. Ik ga lopen. Deze kant op.
Je had beter je valhelm op kunnen doen.
Het is gevaarlijk om zonder helm op een motor te rijden.
- Ik draag altijd een helm wanneer ik fiets.
- Ik heb altijd een helm op wanneer ik fiets.
- Wanneer ik fiets draag ik altijd een helm.
- Wanneer ik fiets heb ik altijd een helm op.
En nu weet ik hoe de helmslak verbonden is met de egel... ...en de octopus met de slak.
Men moet een helm opzetten om het hoofd te beschermen.
Laten we dit klaarmaken. Helm op en gaan.
Laten we onze helm opzetten... ...en dan kan ik een van deze gloeistaven gebruiken.