Translation of "Needs" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Needs" in a sentence and their dutch translations:

- She needs it.
- She needs this.

Ze heeft het nodig.

- Mary needs help.
- Mary needs a hand.

Maria heeft hulp nodig.

- The shirt needs pressing.
- The shirt needs ironing.

Dit overhemd moet gestreken worden.

She needs him more than he needs her.

Ze heeft hem meer nodig dan dat hij haar nodig heeft.

- He needs to practice.
- He needs to practise.

Hij moet oefenen.

- My watch needs mending.
- My watch needs to be repaired.
- My watch needs repairing.

- Mijn horloge moet gerepareerd worden.
- Mijn horloge moet worden gerepareerd.

- My watch needs mending.
- My watch needs to be repaired.
- My watch needs repairing.
- My clock needs to be fixed.

- Mijn horloge moet gerepareerd worden.
- Mijn horloge moet worden gerepareerd.

- My bicycle needs fixing.
- My bicycle needs to be repaired.
- My bike needs repairing.
- My bike needs to be mended.
- My bike needs to be repaired.

Mijn fiets moet worden gerepareerd.

She needs stealth...

Onopvallend.

It needs washing.

- Het moet gewassen worden.
- Dat moet gewassen worden.
- Het moet worden gewassen.

He needs money.

- Hij heeft geen geld.
- Hij is blut.

Future needs past.

De toekomst heeft het verleden nodig.

He needs glasses.

Hij heeft een bril nodig.

Tom needs clothes.

Tom heeft kleding nodig.

She needs you.

- Zij heeft je nodig.
- Zij heeft u nodig.

He needs you.

- Hij heeft je nodig.
- Hij heeft u nodig.

Tom needs me.

Tom heeft me nodig.

Tom needs help.

Tom heeft hulp nodig.

Everyone needs friends.

Iedereen heeft vrienden nodig.

Who needs it?

Voor wie is het nuttig?

She needs money.

- Zij heeft geld nodig.
- Ze heeft geld nodig.

He needs assistants.

Hij heeft hulpkrachten nodig.

He needs help.

Hij heeft hulp nodig.

Tom needs glasses.

Tom heeft een bril nodig.

He needs it.

Hij heeft het nodig.

She needs help.

Ze heeft hulp nodig.

Tom needs money.

Tom heeft geld nodig.

Tom needs attention.

Tom heeft aandacht nodig.

Tom needs Mary.

Tom heeft Maria nodig.

Tom needs protection.

Tom heeft bescherming nodig.

Tom needs something.

Tom heeft iets nodig.

Tom needs training.

Tom heeft training nodig.

Tom needs water.

Tom heeft water nodig.

Mary needs help.

Maria heeft hulp nodig.

She needs it.

Ze heeft het nodig.

Everybody needs help.

Iedereen heeft hulp nodig.

Sami needs water.

Sami heeft water nodig.

She needs her.

Ze heeft haar nodig.

She needs him.

Ze heeft hem nodig.

He needs them.

- Hij heeft ze nodig.
- Hij heeft hen nodig.

She needs them.

- Ze heeft ze nodig.
- Ze heeft hen nodig.

He needs me.

Hij heeft me nodig.

She needs me.

Ze heeft me nodig.

Sami needs weed.

Sami heeft wiet nodig.

Mennad needs you.

Mennad heeft je nodig.

She needs glasses.

Ze heeft een bril nodig.

He needs water.

Hij heeft water nodig.

She needs water.

Ze heeft water nodig.

Tom needs you.

Tom heeft je nodig.

- Tom needs a transfusion.
- Tom needs a blood transfusion.

Tom heeft een bloedtransfusie nodig.

- Tom is in need of help.
- Tom needs help.
- Tom needs some assistance.
- Tom needs assistance.

Tom heeft hulp nodig.

- This shirt needs to be ironed.
- This shirt needs ironing.

Dit shirt moet gestreken worden.

- Your soul needs rescue.
- Your soul needs to be saved.

Je ziel moet gered worden.

- This bicycle needs repairing.
- This bike needs to be repaired.

Deze fiets moet gerepareerd worden.

- My watch needs to be repaired.
- My watch needs repairing.

Mijn horloge moet gerepareerd worden.

- Everyone needs to do this.
- Everybody needs to do this.

Iedereen moet dit doen.

- Tom needs to get some sleep.
- Tom needs some sleep.

Tom heeft wat slaap nodig.

- My bicycle is in need of repair.
- My bicycle needs fixing.
- My bike needs repairing.
- My bike needs mending.
- My bike needs to be mended.
- My bike needs to be repaired.

Mijn fiets moet worden gerepareerd.

Everything needs to change,

Alles zal moeten veranderen

No, no. Humanity needs

Nee. De mensheid heeft...

A child needs love.

Een kind heeft liefde nodig.

Tom needs some sleep.

Tom heeft wat slaap nodig.

My bicycle needs fixing.

Mijn fiets moet worden gerepareerd.

He needs a ladder.

Hij heeft een ladder nodig.