Examples of using "Down" in a sentence and their dutch translations:
Kalmeer je.
Op de grond!
- Kalmeer je!
- Ga afkoelen!
- Bukken!
- Op de grond!
- Ga liggen!
- Omlaag!
- Neer!
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
- Bukken!
- Op de grond!
- Ga liggen!
- Omlaag!
- Neer!
- Kom beneden.
- Kom ervan af!
- Ontspan u!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
Blijf liggen!
- Gaat u zitten.
- Zet u.
- Rustig aan!
- Rij langzamer!
- Wees stil.
- Kalmeer je.
- Zwijg.
- Stil.
Bukken!
Naar beneden?
- Bukken!
- Op de grond!
- Omlaag!
- Neer!
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
- Kalmeer je!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Kalm aan.
Kalm aan.
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
Kom naar beneden!
Kom naar beneden!
- Kom naar beneden!
- Stap uit!
- Kom naar beneden.
- Kom beneden.
Ga zitten, alsjeblieft.
- Schrijf het op!
- Noteer het!
Breek het af.
- Kom naar beneden!
- Kom ervan af!
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
- Rustig.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Fijn.
- Kalm aan.
Touw naar beneden.
Ontspan u!
Kom naar beneden!
Iedereen naar beneden!
Rij langzamer!
- Wees stil.
- Zwijg.
- Stil.
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
Rij langzamer!
- Agent neergeschoten!
- Agent gewond!
- Aan het afsluiten.
- Bezig met afsluiten.
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
- Kom beneden.
- Ontspan u!
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Bukken!
- Op de grond!
- Kom ervan af!
- Blijf liggen.
- Blijf laag.
- Buig!
- Buig je neer!
Kijk naar beneden.
Klim omlaag.
- Ontspan u!
- Ontspan je.
- Rustig maar.
- Doe je raam omlaag.
- Doe je raam naar beneden.
Zet de muziek wat zachter.
Doe alsjeblieft de radio zachter.
Leg het neer!
- Stilte, alstublieft.
- Stilte, alsjeblieft.
- Laat ons naar beneden gaan.
- Laten we naar beneden gaan.
- Vloek!
- Scheld!
- De criminaliteit is gedaald.
- De criminaliteit is gezakt.
Ze zijn rustig geworden.
Nee, ga zitten.
- Het hoost.
- Het giet.
Kom naar beneden!
Ik ging zitten.
- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
Tom keek naar beneden.
- Ga zitten, Kate.
- Zet je neer, Kate.
Ze bukte zich.
- Bijten, alsjeblieft.
- Bijten, alstublieft.
Schrijf alles op.
Drink het op!
Je lijkt terneergeslagen.
We gaan naar beneden.
Schrijf dat op.
Schrijf dit op.
Tom is gevallen.
- Leg het neer!
- Leg dat neer!
De communicatie werd verbroken.