Translation of "Down" in Dutch

0.058 sec.

Examples of using "Down" in a sentence and their dutch translations:

- Calm down.
- Quiet down.
- Calm down!
- Cool down.

Kalmeer je.

- Get down!
- Down!

Op de grond!

- Cool off!
- Calm down.
- Cool down.
- Settle down!
- Quieten down!

- Kalmeer je!
- Ga afkoelen!

- Get down!
- Get down.
- Down!
- Lie low.

- Bukken!
- Op de grond!
- Ga liggen!
- Omlaag!
- Neer!

- Get down!
- Get down.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
- Bukken!
- Op de grond!
- Ga liggen!
- Omlaag!
- Neer!
- Kom beneden.
- Kom ervan af!

- Calm down.
- Calm down!

- Ontspan u!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.

- Stay down!
- Stay down.

Blijf liggen!

- Sit down!
- Sit down.

- Gaat u zitten.
- Zet u.

- Slow down.
- Slow down!

- Rustig aan!
- Rij langzamer!

- Quiet down.
- Quiet down!

- Wees stil.
- Kalmeer je.
- Zwijg.
- Stil.

- Get down!
- Get down.
- Lean!
- Down!
- Lie low.

Bukken!

Down?

Naar beneden?

Down!

- Bukken!
- Op de grond!
- Omlaag!
- Neer!

- Get down!
- Come on down.
- Come downstairs.
- Come down.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.

- Take it easy.
- Calm down.
- Quiet down.
- Cool down.

- Kalmeer je!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Kalm aan.

- Take it easy.
- Calm down.
- Cool down.
- Settle down.

Kalm aan.

- Get down!
- Get down.
- Come on down.
- Come downstairs.
- Come down.
- Go downstairs.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.

- Get down here!
- Come down here!
- Come downstairs.
- Come down!

Kom naar beneden!

- Come down here.
- Come down here!

Kom naar beneden!

- Get down!
- Get down.
- Come downstairs.

- Kom naar beneden!
- Stap uit!
- Kom naar beneden.
- Kom beneden.

- Sit down, please.
- Please sit down.

Ga zitten, alsjeblieft.

- Write it down!
- Write it down.

- Schrijf het op!
- Noteer het!

- Break it down.
- Shoot it down.

Breek het af.

- Get down!
- Get down from there!

- Kom naar beneden!
- Kom ervan af!

- Get down here!
- Come down here.
- Come on down.
- Come downstairs.
- Come down.
- Go downstairs.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.

- Calm down.
- Quiet down.
- Cool down.
- Keep cool.
- Chill out.
- Chill.

- Rustig.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Fijn.
- Kalm aan.

Rope down.

Touw naar beneden.

Calm down.

Ontspan u!

Come down!

Kom naar beneden!

Everybody down!

Iedereen naar beneden!

Slow down.

Rij langzamer!

Quiet down.

- Wees stil.
- Zwijg.
- Stil.

Come down.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.

Slow down!

Rij langzamer!

Officer down!

- Agent neergeschoten!
- Agent gewond!

Shutting down.

- Aan het afsluiten.
- Bezig met afsluiten.

Get down.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.
- Kom beneden.

Settle down.

- Ontspan u!
- Rustig aan.
- Rustig maar.

Get down!

- Bukken!
- Op de grond!
- Kom ervan af!

Keep down.

- Blijf liggen.
- Blijf laag.

Bow down!

- Buig!
- Buig je neer!

Look down.

Kijk naar beneden.

Climb down.

Klim omlaag.

- Calm down.
- Quiet down.
- Relax.
- Chill out.

- Ontspan u!
- Ontspan je.
- Rustig maar.

- Roll down your window.
- Roll your window down.

- Doe je raam omlaag.
- Doe je raam naar beneden.

- Turn the music down.
- Turn down the music.

Zet de muziek wat zachter.

- Turn down the radio.
- Turn the radio down.

Doe alsjeblieft de radio zachter.

Put it down.

Leg het neer!

Quiet down, please.

- Stilte, alstublieft.
- Stilte, alsjeblieft.

Let's go down.

- Laat ons naar beneden gaan.
- Laten we naar beneden gaan.

- Get down.
- Swear!

- Vloek!
- Scheld!

Crime is down.

- De criminaliteit is gedaald.
- De criminaliteit is gezakt.

They calmed down.

Ze zijn rustig geworden.

No, sit down.

Nee, ga zitten.

It's pouring down.

- Het hoost.
- Het giet.

Come down here.

Kom naar beneden!

I sat down.

Ik ging zitten.

Come on down.

- Kom naar beneden!
- Kom naar beneden.

Tom glanced down.

Tom keek naar beneden.

Sit down, Kate.

- Ga zitten, Kate.
- Zet je neer, Kate.

She bent down.

Ze bukte zich.

Bite down, please.

- Bijten, alsjeblieft.
- Bijten, alstublieft.

Write everything down.

Schrijf alles op.

Drink it down.

Drink het op!

You're looking down.

Je lijkt terneergeslagen.

We're going down.

We gaan naar beneden.

Write that down.

Schrijf dat op.

Write this down.

Schrijf dit op.

Tom fell down.

Tom is gevallen.

Put that down!

- Leg het neer!
- Leg dat neer!

Communications broke down.

De communicatie werd verbroken.