Translation of "Praatte" in French

Ze praatte.

Elle parlait.

Ze wandelde en praatte.

Elle a parlé en marchant.

De man praatte zachtjes.

L'homme parla à voix basse.

Ze praatte tegen zichzelf.

Elle parlait seule.

Hij praatte tegen zichzelf.

Il parlait seul.

Ze praatte de hele tijd.

Elle ne faisait que bavarder.

Hij praatte over haar ziekte.

Il parla de la maladie dont elle souffrait.

Tom praatte in zijn slaap.

Tom parla dans son sommeil.

- Met wie praatte je zonet?
- Wie was dat waar je net mee praatte?

- À qui étais-tu en train de parler ?
- À qui étiez-vous en train de parler ?

Hij praatte soms met de soldaten.

Il parlait parfois avec les soldats.

Hij praatte alleen maar over kunst.

Il discutait seulement d'art.

- Hij praatte niet veel.
- Zij praatte niet veel.
- Ik praatte niet veel.
- Hij zei niet veel.
- Zij zei niet veel.
- Ik zei niet veel.

- Il n'a pas beaucoup parlé.
- Elle n'a pas beaucoup parlé.
- Il ne parlait pas beaucoup.
- Elle ne parlait pas beaucoup.
- Je ne parlais pas beaucoup.

- Wie heeft er gepraat?
- Wie praatte er?

Qui a parlé ?

Ik praatte met andere mensen over mijn idee,

Puis j'ai commencé à parler de mon idée à d'autres personnes,

- Ze sprak al gaand.
- Ze wandelde en praatte.

Elle a parlé en marchant.

- HIj praatte maar door.
- Hij bleef maar doorpraten.

- Il ne s'arrêtait pas de parler.
- Il n'a pas arrêté de parler.

Hij praatte met een pijp in zijn mond.

Il parlait avec une pipe à la bouche.

- Hij sprak in zichzelf.
- Hij praatte tegen zichzelf.

Il se parla à lui-même.

Ze praatte lang over haar ervaringen in het buitenland.

Elle a longtemps parlé de ses expériences à l'étranger.

- Ze praatte de hele tijd.
- Ze sprak de hele tijd.

Elle parlait tout le temps.

- Hij wilde alleen over kunst praten.
- Hij praatte alleen maar over kunst.

Il discutait seulement d'art.

- Wanneer was het de laatste keer dat je met Tom sprak?
- Wanneer praatte je voor het laatst met Tom?

À quand remonte la dernière fois que vous avez parlé avec Tom ?