Translation of "Dat" in French

0.010 sec.

Examples of using "Dat" in a sentence and their french translations:

- Alleen dat?
- Enkel dat?

Rien que ça ?

- Check dat.
- Controleer dat.

- Vérifie ça.
- Regarde ça.
- Vérifiez cela.

- Is dat zo?
- Klopt dat?
- Is dat correct?
- Is dat juist?

- Est-ce juste ?
- Est-ce correct ?
- Ah vraiment ?

- Wilt ge dat zij dat weet?
- Wil je dat zij dat weet?
- Wilt u dat zij dat weet?

- Veux-tu qu'elle le sache ?
- Voulez-vous qu'elle le sache ?

- Wilt ge dat zij dat weet?
- Wil je dat zij dat weet?

Veux-tu qu'elle le sache ?

- Neem je dat?
- Aanvaard je dat?
- Neemt u dat?
- Aanvaardt u dat?

- Tu prends ça ?
- Vous prenez ça ?
- Prenez-vous cela ?

Nu dat, dat is echt.

ça, c'est vraiment réel !

- Kan dat?
- Is dat mogelijk?

Est-ce possible ?

- Dat werkte.
- Dat had gewerkt.

- Ça a fonctionné.
- Ça a marché.

- Onthou dat.
- Vergeet dat niet.

- Souvenez-vous-en.
- Souviens-toi de ça.
- Souviens-toi de cela.
- Souviens-t'en !

- Dat is genoeg.
- Dat volstaat.

- Ce sera tout.
- C'est suffisant.
- C'est en trop.
- C'est assez.

- Dat is waar.
- Dat klopt.

- C'est vrai.
- C'est exact.

- Telt dat?
- Doet dat ertoe?

- Cela a-t-il de l'importance ?
- Est-ce que ça compte ?
- Cela importe-t-il ?

- Wist je dat?
- Wist u dat?
- Wisten jullie dat?

- Savais-tu cela ?
- Saviez-vous cela ?

- Denk je dat?
- Denkt u dat?
- Denken jullie dat?

- Est-ce que tu es sûr ?
- Penses-tu la même chose ?
- Le pensez-vous ?
- Le penses-tu ?

- Dat kan niet!
- Dat kan niet.
- Dat is onmogelijk!

- C'est impossible !
- C'est impossible !
- Ça ne se peut pas !
- Cela n'est pas possible!

- Stoort dat u?
- Stoort dat jullie?
- Stoort dat je?

- Est-ce que ça te dérange ?
- Est-ce que ça vous dérange ?
- Cela vous dérange-t-il ?

- Dat is irritant.
- Dat is vervelend.
- Dat is hinderlijk.

C'est embarrassant.

- Ik hoop dat we dat kunnen oplossen.
- Ik hoop dat we dat kunnen rechtzetten.
- Ik hoop dat we dat kunnen regelen.

- J'espère qu'on peut arranger ça.
- J'espère que nous pouvons arranger ça.
- J'espère qu'on peut régler ça.
- J'espère que nous pouvons y remédier.

- Denk je echt dat ik dat kan?
- Denkt u echt dat ik dat kan?
- Denken jullie echt dat ik dat kan?

- Pensez-vous vraiment que je puisse faire cela ?
- Est-ce que tu penses vraiment que je peux faire ça ?

- Vergeet dat nu maar!
- Vergeet dat nu meteen!
- Vergeet dat nu!
- Vergeet dat onmiddellijk!

Oublie ça tout de suite !

- Denkt u echt dat ik dat kan?
- Denken jullie echt dat ik dat kan?

Pensez-vous vraiment que je puisse faire cela ?

- Dat is niet nodig.
- Dat hoeft niet.
- Dat moet niet.

Ce n'est pas nécessaire.

Dat is goed. Dat naar beneden.

C'est bon. On la redescend.

Dat betekent dat het goed brandt.

Ça veut dire que ça brûlera bien.

Is een idee dat dat ontkent,

la mentalité qui nie cela,

Ik denk dat iedereen dat weet.

Je pense que tout le monde est au courant.

"Wie is dat?" "Dat is Jim."

« Qui est-il ? » « C'est Jim. »

- Dat is ongebruikelijk.
- Dat is ongewoon.

C'est inhabituel.

- Wie denkt dat?
- Wie vindt dat?

- Qui le pense ?
- Qui partage cet avis ?

- Dat zijn cadeaus.
- Dat zijn geschenken.

Ce sont des cadeaux.

- Dat is lachwekkend.
- Dat is grappig.

- C'est tordant.
- C'est à se plier de rire.
- C'est hilarant.

- Dat was onverwacht.
- Dat kwam onverwacht.

- Ce n'était pas prévu.
- C'était inattendu.

- Dat kan niet!
- Dat is onmogelijk.

- C'est impossible.
- C’est impossible.

Wilt u dat zij dat weet?

- Veux-tu qu'elle le sache ?
- Voulez-vous qu'elle le sache ?

- Dat is geweldig!
- Dat is prima!

- C'est grand !
- Super !

- Dat is geweldig.
- Dat is verbazingwekkend.

C'est formidable.

Ik wil dat je dat weet.

- Je veux que vous sachiez cela.
- Je veux que tu saches ça.

- Dat klinkt fantastisch.
- Dat klinkt geweldig.

- Ça a l'air super !
- Ça a l'air génial !

- Dat klinkt mooi.
- Dat klinkt prachtig.

- Le son est beau.
- Ça semble magnifique.

- Is dat zo?
- Is dat waar?

- C'est vrai ?
- Dites-vous vrai ?
- Ah vraiment ?

Je zei dat dat belangrijk was.

Tu as dit que c'était important.

- Dat is gerechtigheid.
- Dat is rechtvaardigheid.

C'est ça, la justice.

Dat betekent dat meer mensen sterven.

augmentant ainsi le nombre de personnes qui décèdent.

- Is dat kosteloos?
- Is dat gratis?

C'est gratuit ?

- Dat werkt niet!
- Dat gaat niet!

Ça ne fonctionne pas !

Ik denk dat dat verschrikkelijk is.

Je pense que c'est affreux.

- Dat is vreemd.
- Dat is raar.

- C'est bizarre.
- C'est étrange.

- Dat is belachelijk.
- Dat is belachelijk!

C'est risible !

- Stoort dat u?
- Stoort dat jullie?

- Est-ce que ça te dérange ?
- Est-ce que ça vous dérange ?
- Cela vous dérange-t-il ?

Dat woord, dat verdraag ik niet!

Ce mot, je ne le supporte pas !

- Dat is evident.
- Dat is vanzelfsprekend.

C'est évident.

Ik denk dat dat dringend is.

Ça a l'air urgent.

- Dat is gevaarlijk!
- Dat is gevaarlijk.

C'est dangereux !

- Dat is onwettig.
- Dat is illegaal.

- C'est illégal.
- C'est à l'encontre des règles.

- Dat is dom.
- Dat is stom.

C'est minable.

- Dat lijkt duidelijk.
- Dat lijkt vanzelfsprekend.

Ça paraît évident.

- Dat kan niet!
- Dat kan niet.

C'est impossible.

- Ik wil dat je weet dat ik dat echt niet wilde doen.
- Ik wil dat u weet dat ik dat echt niet wilde doen.
- Ik wil dat jullie weten dat ik dat echt niet wilde doen.

- Je veux que tu saches que je ne voulais vraiment pas faire ça.
- Je veux que vous sachiez que je ne voulais vraiment pas faire ça.

- Het is onmogelijk dat ze dat gezegd heeft.
- Het is onmogelijk dat ze dat heeft gezegd.
- Het is onmogelijk dat zij dat heeft gezegd.
- Het is onmogelijk dat zij dat gezegd heeft.

Il est impossible qu'elle ait dit ça.

- Ik denk dat ze dat met opzet doen.
- Ik denk dat ze dat expres doen.

- Je pense qu'elles le font exprès.
- Je pense qu'ils le font exprès.

-- dat vooral --

-- surtout blâmer les autres --

Controleer dat.

- Règle ça.
- Vérifie ça.

Klopt dat?

- Est-ce que c'est vrai ?
- Est-ce véridique ?
- Est-ce véritable ?

Mag dat?

Ça colle ?

Dat klopt.