Translation of "Crecer" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Crecer" in a sentence and their dutch translations:

Nunca dejan de crecer.

Ze blijven groeien.

Mi amor por ella no hace más que crecer y crecer.

Mijn liefde voor haar wordt almaar groter.

Es hora de crecer, amigos.

Tijd om te groeien, mensen.

Tom deja crecer su bigote.

Tom laat zijn snor groeien.

El árbol paró de crecer.

De boom is gestopt met groeien.

Y que perdemos esa capacidad al crecer.

en dat we die gave verliezen als we volwassen worden.

Al crecer, podía verlo en todas partes.

Het was overal om me heen te zien toen ik opgroeide.

Haciéndolas crecer por separado de forma adecuada".

door ze apart in geschikte mediums te kweken."

¿Los naranjos pueden crecer en el trópico?

Kunnen sinaasappelbomen in de tropen groeien?

Esta hembra podría crecer más de diez metros.

Dit vrouwtje kan langer dan tien meter worden.

Las semillas necesitan aire y agua para crecer.

De zaden hebben lucht en water nodig om te groeien.

No imaginan los lugares donde este arbusto puede crecer.

Je staat er versteld van waar het groeit.

Pinocho dice: "Ahora me va a crecer la nariz".

Pinocchio zegt: "Nu zal mijn neus langer worden".

Estamos en una excelente posición para hacer crecer la tecnología informática

We kunnen dan computertechnologie ontwikkelen

Que al crecer se convirtiera en el pilar de la familia.

die later de steunpilaar voor de familie kon zijn.