Examples of using "Esa" in a sentence and their dutch translations:
- Doe die deur dicht!
- Sluit die deur!
- Doe die deur dicht.
- Ik zou die kamer moeten opruimen.
- Ik zou die kamer moeten schoonmaken.
Dat liedje blijft in je hoofd zitten.
Ik was onder de indruk van al die schoonheid.
Ik hou van die stoel.
Houd je mond.
Die persoon is overleden.
- Die film is waardeloos!
- Wat een kutfilm!
- Wat een prutsfilm!
Aanvaardt ge deze uitleg?
Ik haat die film.
Ik betreur deze beslissing.
Zo!
- Die waterpijp lekt.
- Die waterleiding lekt.
- Doe die deur dicht!
- Sluit die deur!
Hij verzon dat verhaal.
Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.
En herinner je je die keer dat we dat grapje hebben uitgehaald?
- Dat is een geweldig idee.
- Het is een uitstekend idee.
- Ik ben opgegroeid in dat huis.
- Ik groeide op in dat huis.
- Ik vind dat paarse shirt leuk.
- Ik vind dat paarse overhemd leuk.
- Dit shirt moet gestreken worden.
- Dit hemd moet gestreken worden.
- Dit hemd moet worden gestreken.
Dat liedje klinkt mij bekend in de oren.
om dat verhaal te respecteren.
en dat was mijn hoogtepunt.
Ik steun dit idee.
Dat is een kopie.
Dat is de manier.
Laten we beginnen met die vraag.
Wat doen die mensen?
Ze houden van dat lied.
Dat meisje is knap.
Dat is kip.
Ik zou die kamer moeten schoonmaken.
Iedereen kende dit liedje.
Klopt dit antwoord?
Dat is een kerk.
- Is dat jouw moeder?
- Is dat je moeder?
Die vrouw is sterk.
Die ziekte is onbehandelbaar.
Dat nieuws zou hen moeten blij maken.
Wie is die vrouw?
- Dat moest ík zeggen!
- Dat was mijn zin!
Tom houdt van dat lied.
Tom keek naar deze foto.
Dat is mijn antwoord!
Dat is mijn idee.
Is dat het station?
Die fabriek maakt speelgoed.
Die scholier is Amerikaanse.
Ik heb die roman al gelezen.
Waar heb je die rok gekocht?
Zing ik dat lied goed?
Wie heeft deze vergadering georganiseerd?
- Dat moest ík zeggen!
- Dat was mijn zin!
Waar heb je die sleutel gevonden?
Dat meisje is Mary.
Die uitleg klinkt overtuigend.
Dat is mijn bier.
Ik wil dat lied leren.
Dat huis ziet er leuk uit.
Ik begrijp die zin niet.
- Is dat uw overhemd?
- Is dat jouw overhemd?
Dat water smaakt goed.
- Is dat jouw kamer?
- Is dat uw kamer?
- Is dat jullie kamer?
Wat betekent dat woord?
Dat is ons huis.
Die tas is van mij.
Wie is dat meisje?
Dat is een pop.
- Is dat uw huis?
- Is dat jouw huis?
Ik kan dat woord niet begrijpen.
Dat is zijn huis.
Hoeveel kost dat bier?