Examples of using "Buses" in a sentence and their dutch translations:
Waar is het busstation?
Op het eerste gezicht lijken de twee bussen op elkaar.
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
- Kunt u mij de weg naar de bushalte wijzen?
- Kun je me de weg naar de bushalte tonen?
Bussen in het land komen gewoonlijk niet op tijd.
Kun je me de weg naar de bushalte tonen?
- Alle bussen zitten vol.
- Alle bussen zijn vol.
Alle bussen zitten vol.
Alle bussen zijn vol.
De bushalte is te voet op vijf minuten van hier.
Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?