Translation of "Dos" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Dos" in a sentence and their dutch translations:

- Dos más dos es cuatro.
- Dos y dos son cuatro.
- Dos más dos son cuatro.

- Twee plus twee is vier.
- Twee plus twee is gelijk aan vier.

- Tenemos dos hijos y dos hijas.
- Tenemos dos hijas y dos hijos.

We hebben twee dochters en twee zonen.

Dos por dos son cuatro.

Twee maal twee is vier.

Dos más dos es cuatro.

Twee plus twee is vier.

Tenemos dos hijas y dos hijos.

We hebben twee dochters en twee zonen.

- Había dos pasteles.
- Había dos tortas.

Er waren twee taarten.

Tengo dos hijas y dos hijos.

Ik heb twee dochters en twee zonen.

- Tomá dos aspirinas.
- Toma dos aspirinas.

Neem twee aspirines.

- Tengo dos sobrinas.
- Tengo dos sobrinos.

- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.

- Tenemos dos niños.
- Tenemos dos hijos.

- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee kinderen.

- Tengo dos gatos.
- Tengo dos gatas.

Ik heb twee katten.

- Tengo dos automóviles.
- Tengo dos coches.

Ik heb twee auto's.

- Él tiene dos coches.
- Ella tiene dos coches.
- Tiene dos coches.

Hij heeft twee auto's.

Sí, dos.

Ja, twee.

Nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.

- Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.
- We weten beiden dat jullie allebei liegen.

- Él tiene dos coches.
- Tiene dos coches.

Hij heeft twee auto's.

- Dos mujeres cantan.
- Dos mujeres están cantando.

Twee vrouwen zingen.

- Los dos somos estudiantes.
- Las dos somos estudiantes.

- Wij zijn alle twee studenten.
- Wij zijn beiden studenten.

Tengo dos hermanas, y las dos están casadas.

Ik heb twee zusters, allebei getrouwd.

- Vengan a las dos.
- Ven a las dos.

Kom om twee uur.

- Dos cervezas, por favor.
- ¡Dos birras, por favor!

- Twee biertjes, alsjeblieft.
- Twee biertjes alsjeblieft.

Uno, dos, tres.

Eén, twee, drie.

Con dos bebés.

Met twee jongen.

Si ponemos dos...

Als we twee...

Distrito número dos.

Kiesdistrict twee.

Tengo dos hijas.

Ik heb twee dochters.

Pedí dos hamburguesas.

Ik heb twee hamburgers besteld.

Avanza dos pasos.

- Ga twee stappen vooruit.
- Ga twee stappen verder.
- Twee stappen vooruit.

Tenemos dos hijas.

We hebben twee dochters.

Tengo dos libros.

Ik heb twee boeken.

Tenemos dos hijos.

We hebben twee zoons.

Tengo dos sobrinas.

Ik heb twee nichtjes.

Tenemos dos orejas.

We hebben twee oren.

Forma dos filas.

- Vorm twee rijen.
- Maak twee rijen.

Tengo dos ojos.

Ik heb twee ogen.

Eran dos tortas.

Er waren twee taarten.

Tengo dos hijos.

Ik heb twee kinderen.

Los dos sonrieron.

- Beiden glimlachten.
- Ze glimlachten allebei.

Tengo dos primos.

- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.

Había dos pasteles.

Er waren twee taarten.

Tengo dos hermanos.

Ik heb twee broers.

Ordené dos hamburguesas.

Ik heb twee hamburgers besteld.

Pela dos plátanos.

Schil twee van de bananen.

Tengo dos automóviles.

Ik heb twee auto's.

¿Tienes dos libros?

Heb je twee boeken?

Tienes dos pelotas.

Je hebt twee ballen.

Tienes dos flores.

- Jij hebt twee bloemen.
- U heeft twee bloemen.
- Jullie hebben twee bloemen.

Pidamos dos botellas.

Laten we twee flessen bestellen.

¿Tienes dos ordenadores?

Hebt u twee computers?

Son las dos.

Het is twee uur.

Tengo dos gatos.

Ik heb twee katten.