Examples of using "Camino" in a sentence and their dutch translations:
- Ik kom eraan.
- Ik ben onderweg.
Kent ge de weg?
- Ik loop altijd.
- Ik wandel altijd.
Ik loop.
"Er is de harde weg en de zachte weg.
Ik ga op weg.
Ik ben onderweg.
Kent ge de weg?
Hij loopt, ik loop.
- U bent op de goede weg.
- Je zit op de goede weg.
- Jullie zitten op de juiste weg.
- U bent op het juiste spoor.
- Je bent goed bezig.
Wijs me de weg, wil je?
Ik loop altijd naar school.
Weet je welke route te nemen?
Niets staat ons in de weg.
Kan je me de weg wijzen?
- Het kan niet anders.
- Er is geen andere manier.
De weg is lang.
Kan je me de weg wijzen?
Ik loop als een pinguïn.
- Je staat in de weg.
- U staat mij in de weg.
- Toon ons de rechte weg.
- Toon ons de kortste weg.
Ik kom naar het hotel.
We zijn op weg naar huis.
Volg me en ik zal je de weg wijzen.
Ik aarzelde welke weg ik zou nemen.
- De weg splitst zich hier in tweeën.
- Hier splitst de weg zich.
Dan ben je goed bezig.
Hier zie je waar ik mijn route heb gemarkeerd.
Ze zal haar weg vinden,
Kan je me de weg wijzen?
Ik loop iedere dag.
De weg voerde naar het dorp boven.
We liepen langzaam langs de weg.
De lente is op weg!
Deze weg is heel lang.
We volgden een smalle weg.
Ik ben onderweg.
Ik was onderweg naar school.
Waar gaat deze weg heen?
De pizza is onderweg.
De weg loopt langs de rivier.
Ik was op weg naar huis.
Vraag de weg aan de politieagent.
De zachte weg is stelen.
- De weg splitst zich hier in tweeën.
- Hier splitst de weg zich.
Hulp komt eraan.
Volg me en ik zal je de weg wijzen.
Laten we proberen een andere route te vinden.
Je kunt de weg beneden zien.
Omdat ik persoonlijk het traject doormaakte
Maar vandaag wordt hun weg geblokkeerd.
De hoofdweg. Richting het centrum.
Ik ben in het woud mijn weg kwijtgeraakt.
Kun je me vertellen welke kant ik op moet?
Deze stoelen staan in de weg.
Wil je me alsjeblieft de weg wijzen?
Ze is op weg naar Thailand.
U bent op de goede weg.
Deze tanker vaart naar Koeweit.
De weg loopt parallel aan de rivier.
Ze toonde mij vriendelijk de weg.
Deze weg leidt naar Hong Kong.
De weg is in slechte staat.
Ik aarzelde welke weg ik zou nemen.
Deze weg is niet heel veilig.
Ik aarzelde welke weg ik zou nemen.
De vos kwam langs de weg.
Ik kwam haar tegen op weg naar school.