Examples of using "Calça" in a sentence and their dutch translations:
Kan ik deze broek passen?
Hij deed een propere broek aan.
Dat is mijn broek.
Waar is mijn broek?
Hoeveel kost die broek?
- Wat hebt u met mijn broek gedaan?
- Wat heeft u met mijn broek gedaan?
Dat is mijn broek.