Examples of using "Brown" in a sentence and their dutch translations:
Ik zal meneer Brown morgen bezoeken.
Kan ik spreken met mevrouw Brown?
Kan ik met mevrouw Brown praten?
Kent gij toevallig professor Brown?
Hij staat op goede voet met meneer Brown.
Ik vind dat we met meneer Brown moeten praten.
Meneer Brown is onze leraar Engels.