Examples of using "Bánom" in a sentence and their dutch translations:
- Het maakt me niet uit.
- Ik vind het niet erg.
Ik vind het helemaal niet erg.
Ik betreur deze beslissing.
Het spijt me.
Het spijt mij dat ik een nieuw huis gekocht heb.
- Dat zal me een worst zijn.
- Mij maakt het niet uit.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.
- Het kan me niet schelen.
- Het maakt me niet uit.
- Het interesseert me niet.
Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.