Translation of "Verkäufer" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Verkäufer" in a sentence and their dutch translations:

Ich bin Verkäufer.

Ik ben verkoper.

Er gab dem Verkäufer das Geld.

Hij gaf het geld aan de verkoper.

Die Verkäufer legen mich oft rein.

De verkopers rekenen me vaak te veel.

Es gibt auch Verkäufer, die Linux unterstützen.

Er zijn ook leveranciers die Linux ondersteunen.

Als wir kürzlich in einer Buchhandlung in Schottland waren, fragte meine Frau den jungen Verkäufer, ob er von einem bestimmten Kinderbuch eine Ausgabe auf Gälisch habe.

Onlangs, toen we in een boekenwinkel in Schotland waren, vroeg mijn vrouw aan de jonge bediende of hij een van een bepaald kinderboek een versie in het Gaelisch had.