Translation of "Gab" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Gab" in a sentence and their dutch translations:

Gab es Schwierigkeiten?

Waren er problemen?

Sie gab Geld.

- Ze gaf geld.
- Zij gaf geld.
- Ze heeft geld gegeven.
- Zij heeft geld gegeven.

Tom gab auf.

Tom gaf het op.

Es gab Zeugen.

Er waren ooggetuigen.

Er gab auf.

Hij gaf op.

- Er gab eine unhöfliche Antwort.
- Er gab eine unverschämte Antwort.

Hij antwoordde op een onbeschofte manier.

- Er gab ihm ein Buch.
- Er gab ihr ein Buch.

Hij gaf haar een boek.

- Sie gab uns ein Geschenk.
- Sie gab uns eine Gegenwart.

Zij gaf ons een geschenk.

- Er gab mir sein Wort.
- Er gab mir sein Ehrenwort.

Hij heeft me zijn woord gegeven.

Es gab 1.200 Gepäckträger...

Er waren 1200 dragers…

Es gab einen Verkehrsunfall.

Er is een verkeersongeval gebeurd.

Es gab zwei Kuchen.

Er waren twee taarten.

Es gab eine Explosion.

- Er is een ontploffing gebeurd.
- Er was een explosie.

Gab es ein Erdbeben?

Was er een aardbeving?

Es gab drei Überlebende.

Er waren drie overlevenden.

Tom gab keine Antwort.

Tom gaf geen antwoord.

Es gab einen Stau.

Er was een file.

Es gab kein Toilettenpapier.

Er was geen wc-papier.

Es gab viel Schnee.

- Het heeft veel gesneeuwd.
- Het sneeuwde veel.

Gab es Atlantis wirklich?

Heeft Atlantis echt bestaan?

- Der Lehrer gab uns Hausaufgaben.
- Die Lehrerin gab uns Hausaufgaben auf.

De leraar gaf ons huiswerk.

Papa gab mir ein Buch, mein kleiner Bruder gab mir einen Stift.

Van de vader kreeg ik een boek, en van de broer een pen.

Warum gab es keine Beschränkungen?

Waarom waren er geen beperkingen?

Der Lehrer gab uns Hausaufgaben.

De leraar gaf ons huiswerk.

Er gab mir eine Uhr.

Hij gaf me een horloge.

Er gab mir ein Geschenk.

Hij gaf me een cadeau.

Ich gab meinen Beruf auf.

Ik heb mijn job opgegeven.

Gab man ihnen meine Visitenkarte?

Heeft men u mijn naamkaartje doorgegeven?

Letzte Nacht gab es Frost.

- Gisteravond heeft het gevroren.
- Gisteravond was het ijskoud.

Ann gab mir dieses Geschenk.

Ann gaf mij dit geschenk.

Er gab die falsche Antwort.

- Hij heeft verkeerd geantwoord.
- Hij antwoordde verkeerd.
- Hij gaf een verkeerd antwoord.
- Hij heeft een verkeerd antwoord gegeven.

Sie gab der Katze Milch.

Ze gaf melk aan de kat.

Es gab gestern keinen Wind.

Er was helemaal geen wind gisteren.

Er gab eine vage Antwort.

- Ze gaf een vaag antwoord.
- Hij gaf een vaag antwoord.

Ich gab ihm einige Bücher.

Ik heb hem een paar boeken gegeven.

Sie gab mir die Hand.

Ze schudde mijn hand.

Er gab der Katze Milch.

Hij gaf de kat wat melk.

Sie gab mir ein Geschenk.

Ze gaf me een cadeautje.

Tom gab das Passwort ein.

Tom tikte het wachtwoord in.

Es gab nichts zu essen.

Er was niets te eten.

Sie gab uns ein Geschenk.

Zij gaf ons een geschenk.

Ein Wort gab das andere.

Van het ene woord kwam het andere.

Er gab ihm ein Buch.

Hij gaf hem een boek.

Es gab dort acht Kieselsteine.

- Er waren daar acht kiezelstenen.
- Er waren daar acht kiezels.

Es gab einen langen Brief.

Er was een lange brief.

Ich gab Tom eine Chance.

Ik gaf Tom een kans.

Er gab ihr ein Buch.

Hij gaf haar een boek.

Tom gab Maria ein Französischwörterbuch.

Tom gaf Maria een Frans woordenboek.

Er gab eine unverschämte Antwort.

Hij gaf een onbeleefd antwoord.

Tom gab Maria ein Weihnachtsgeschenk.

Tom gaf Mary een kerstcadeautje.

Er gab mir sein Wort.

Hij heeft me zijn woord gegeven.

Ich gab ihm detaillierte Instruktionen.

Ik gaf hem gedetailleerde instructies.

Der Soldat gab mir Wasser.

De soldaat gaf me water.

Es gab kein warmes Wasser.

Er was totaal geen warm water.

Ich gab ihm meine Adresse.

Ik gaf hem mijn adres.

Es gab nur ein Problem.

- Maar er was één probleem.
- Er was maar één probleem.

Er gab ihr eine Schachtel.

Hij gaf haar een doos.

Er gab alle Hoffnung auf.

Hij gaf alle hoop op.

Sie gab einer Katze Milch.

Ze gaf melk aan een kat.

Ich gab Maria ein Buch.

Ik gaf Maria een boek.

Sie gab ihm eine Ohrfeige.

Ze gaf hem een oorvijg.

Sie gab sich ihm hin.

Ze heeft zich aan hem toegewijd.

Sie gab ihm ein Buch.

Ze gaf hem een ​​boek.

Sie gab ihm ein Geschenk.

- Ze gaf hem een ​​cadeautje.
- Ze gaf hem een ​​cadeau.

Tom gab keine Erklärung ab.

Tom gaf geen uitleg.

Tom gab seinem Pferd Hafer.

Tom gaf zijn paard een beetje haver.

Tom gab mir ein Fahrrad.

Tom gaf me een fiets.

Tom gab mir ein Wörterbuch.

Tom gaf me een woordenboek.

Plötzlich gab es eine Explosion.

Opeens was er een ontploffing.

- Zu dieser Zeit gab es noch keine Radios.
- Damals gab es noch kein Radio.

Toen waren er nog geen radio's.