Examples of using "Gab" in a sentence and their dutch translations:
Waren er problemen?
- Ze gaf geld.
- Zij gaf geld.
- Ze heeft geld gegeven.
- Zij heeft geld gegeven.
Tom gaf het op.
Er waren ooggetuigen.
Hij gaf op.
Hij antwoordde op een onbeschofte manier.
Hij gaf haar een boek.
Zij gaf ons een geschenk.
Hij heeft me zijn woord gegeven.
Er waren 1200 dragers…
Er is een verkeersongeval gebeurd.
Er waren twee taarten.
- Er is een ontploffing gebeurd.
- Er was een explosie.
Was er een aardbeving?
Er waren drie overlevenden.
Tom gaf geen antwoord.
Er was een file.
Er was geen wc-papier.
- Het heeft veel gesneeuwd.
- Het sneeuwde veel.
Heeft Atlantis echt bestaan?
De leraar gaf ons huiswerk.
Van de vader kreeg ik een boek, en van de broer een pen.
Waarom waren er geen beperkingen?
De leraar gaf ons huiswerk.
Hij gaf me een horloge.
Hij gaf me een cadeau.
Ik heb mijn job opgegeven.
Heeft men u mijn naamkaartje doorgegeven?
- Gisteravond heeft het gevroren.
- Gisteravond was het ijskoud.
Ann gaf mij dit geschenk.
- Hij heeft verkeerd geantwoord.
- Hij antwoordde verkeerd.
- Hij gaf een verkeerd antwoord.
- Hij heeft een verkeerd antwoord gegeven.
Ze gaf melk aan de kat.
Er was helemaal geen wind gisteren.
- Ze gaf een vaag antwoord.
- Hij gaf een vaag antwoord.
Ik heb hem een paar boeken gegeven.
Ze schudde mijn hand.
Hij gaf de kat wat melk.
Ze gaf me een cadeautje.
Tom tikte het wachtwoord in.
Er was niets te eten.
Zij gaf ons een geschenk.
Van het ene woord kwam het andere.
Hij gaf hem een boek.
- Er waren daar acht kiezelstenen.
- Er waren daar acht kiezels.
Er was een lange brief.
Ik gaf Tom een kans.
Hij gaf haar een boek.
Tom gaf Maria een Frans woordenboek.
Hij gaf een onbeleefd antwoord.
Tom gaf Mary een kerstcadeautje.
Hij heeft me zijn woord gegeven.
Ik gaf hem gedetailleerde instructies.
De soldaat gaf me water.
Er was totaal geen warm water.
Ik gaf hem mijn adres.
- Maar er was één probleem.
- Er was maar één probleem.
Hij gaf haar een doos.
Hij gaf alle hoop op.
Ze gaf melk aan een kat.
Ik gaf Maria een boek.
Ze gaf hem een oorvijg.
Ze heeft zich aan hem toegewijd.
Ze gaf hem een boek.
- Ze gaf hem een cadeautje.
- Ze gaf hem een cadeau.
Tom gaf geen uitleg.
Tom gaf zijn paard een beetje haver.
Tom gaf me een fiets.
Tom gaf me een woordenboek.
Opeens was er een ontploffing.
Toen waren er nog geen radio's.