Examples of using "Heureux" in a sentence and their dutch translations:
- Hij ziet er blij uit.
- Hij ziet er gelukkig uit.
- Ik ben gelukkig.
- Ik voel me gelukkig.
- Ik ben blij.
Iedereen was gelukkig.
Hij is altijd gelukkig.
Iedereen was gelukkig.
Ze maakte hem gelukkig.
- Hij was erg blij.
- Hij was erg gelukkig.
Tom voelde zich gelukkig.
Ze zien er gelukkig uit.
voelen we ons gelukkig.
Iedereen is gelukkig.
Tony was gelukkig.
Zij zijn gelukkig.
Hij is gelukkig.
Tom lijkt gelukkig.
Tom klonk gelukkig.
Ben je blij?
Wij waren gelukkig.
We zijn gelukkig.
Ken is gelukkig.
Ken ziet er gelukkig uit.
Gisteren was ik gelukkig.
- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.
Tom was gelukkig.
Je ziet er gelukkig uit.
Hij glimlachte tevreden.
Dwazen zijn gelukkig.
- Maak iemand blij.
- Maak iemand gelukkig.
Iedereen was gelukkig.
- Is hij gelukkig?
- Is hij blij?
Niemand is gelukkig.
- Hij leek gelukkig.
- Hij leek blij.
- Zijn ze tevreden?
- Zijn ze gelukkig?
- Zijn ze blij?
Wees heel gelukkig.
Ben je gelukkig, Tom?
Wees gelukkig!
Hij is absoluut niet gelukkig.
Wees vrolijk.
Ze moeten wel gelukkig zijn.
Zij lijken gelukkig.
Is Tom gelukkig?
- Maak iedereen blij.
- Maak iedereen gelukkig.
of we gelukkig zijn,
Ik maakte John gelukkig.
Ik ben zo gelukkig!
Hij is altijd gelukkig.
Bob was heel blij.
Tom ziet er gelukkig uit.
Lezen maakt me blij.
Ik ben zo blij!
Ik voel me gelukkig.
Ze maakt me blij.
- Ik was gelukkig.
- Ik was blij.
Was Tom gelukkig?
Tom is als gelukkig mens gestorven.
Tom was zeer gelukkig.
Tom is nog nooit gelukkig geweest.
Mijn kat is gelukkig.
Jij maakt me gelukkig.
Ik zal u gelukkig maken.
We zijn heel gelukkig.
Hij is heel gelukkig.
Tom was zo gelukkig.
Carl zag er erg blij uit.
We zijn allemaal gelukkig.
Tom zag er gelukkig uit.