Examples of using "Toujours" in a sentence and their dutch translations:
Altijd.
Ik zal altijd van je houden.
Ik heb altijd honger.
Ik zal altijd van je houden.
- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?
U leeft nog.
- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.
Ik heb nog altijd de mijne.
Bijna altijd.
Altijd geopend.
Ik zal altijd van je houden.
Bent u nog altijd gehuwd?
Ik heb altijd van je gehouden.
Ik heb altijd van je gehouden.
Ze werken nog steeds.
Ik geloof je altijd.
Is het altijd zo?
Hij is altijd gelukkig.
Ze spijbelen altijd.
Je vernielt altijd alles.
Ik ben altijd van je blijven houden.
Ik wacht nog steeds op je antwoord.
- Zeg steeds de waarheid.
- Zeg altijd de waarheid.
Ik heb het altijd al willen proberen.
Stimuli helpen altijd.
waarschijnlijk permanent.
Ze bleef op me af komen.
Hij zal voor altijd van haar houden.
Waarom ik altijd?
Ik hou nog steeds van je.
Ik zal altijd van je houden.
Papa moedigt hem altijd aan.
Ik heb altijd honger.
Hij maakt altijd grapjes.
We blijven hopen.
Ik heb altijd honger.
Ze lacht altijd.
Ze houden nog steeds met elkaar contact.
- Hij lacht altijd.
- Zij lacht altijd.
- Blijf lachen.
Altijd rechtdoor!
Hij verliest altijd.
Ik loop altijd.
Hij werkt altijd hard.
Ik wacht nog altijd op mijn bestelling.
Ben je nog steeds boos?
Zij kleedt zich altijd in het zwart.
De moordenaar loopt nog altijd op vrije voeten.
Hij zit altijd vol ideeën.
Waarom maken ze altijd ruzie?
Speel je nog golf?
Waarom ik altijd?
Meer is niet altijd beter.
Heb je nog steeds hoofdpijn?
Wij moeten altijd klaar zijn.
Ze houden nog steeds met elkaar contact.
Zij leven nog.
Het blijkt dat ik nog steeds vrienden heb.
Volgen jullie het nog?
...en er is nog geen spoor van die oase.
Bill is altijd eerlijk.
- Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds single.
- Ik ben nog steeds vrijgezel.
Hij is altijd bezig.
- Hij is altijd op tijd.
- Hij is altijd punctueel.
Hij is altijd gelukkig.
Ze gelooft mij altijd.
- Ben ik nog getrouwd?
- Ben ik nog steeds getrouwd?
Hij glimlacht altijd.
Zijn kleren stinken altijd.
Hij verrast mij telkens weer.
Mijn broer slaapt nog steeds.
- Hallo, ben je er nog?
- Hallo? Ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?
Bent u nog altijd gehuwd?
Bent u nog altijd gehuwd?
Tom is altijd vrolijk.
- Hij praat altijd over geld.
- Hij praat voortdurend over geld.
- Hij heeft het constant over geld.