Translation of "Croyais" in Dutch

Je croyais qu'il était docteur.

- Ik dacht dat hij een arts was.
- Ik geloofde dat hij een arts was.

Je croyais que c'était vrai.

Ik dacht dat het waar was.

Je croyais qu’il viendrait seul.

Ik dacht dat hij alleen zou komen.

Je croyais qu'il était là.

Ik dacht dat hij daar was.

Je croyais qu'il était médecin.

Ik geloofde dat hij een arts was.

Je croyais que Tom était mort.

Ik dacht dat Tom dood was.

Je croyais qu'ils étaient tous Canadiens.

Ik dacht dat het allemaal Canadezen waren.

- Je croyais que vous ne le connaissiez pas.
- Je croyais que tu ne le connaissais pas.

- Ik dacht dat je hem niet kende.
- Ik dacht dat u hem niet kende.
- Ik dacht dat jullie hem niet kenden.

Je croyais que Tom était en Australie.

Ik dacht dat Tom in Australië was.

Au début, je croyais la même chose.

Ik geloofde er zelf eerst ook in.

Je croyais résolument savoir ce qui était bon.

Ik was er oprecht van overtuigd dat ik wist wat goed was.

Quand j'étais petite, je croyais au Père Noël.

Toen ik klein was, geloofde ik in de kerstman.

Quand j'étais un enfant, je croyais au Père Noël.

Toen ik nog klein was, geloofde ik in de Kerstman.

Il n'avait, croyais-je, aucun droit de faire cela.

Hij had, geloofde ik, het recht niet om dat te doen.

Croyais-tu que ce serait plus joli là-bas ?

Dacht je dat het verderop mooier is?

Je la croyais ici, mais j'arrive et soudain, elle s'est éloignée.

Ik dacht dat hij hier was, maar als je er bent dan is hij plotseling verder weg.

Et en tant que professeur à l'université, je croyais que ce serait...

en als universiteitsdocent, dacht ik een hoogtepunt te bereiken --

- Je croyais que Tom demanderait cela.
- Je pensais que Tom demanderait cela.

Ik dacht dat Tom dat zou vragen.

Je croyais que Tom et Marie avaient tous deux moins de 30 ans.

- Ik dacht dat Tom en Maria beiden jonger dan dertig waren.
- Ik dacht dat Tom en Mary allebei onder de dertig waren.

- Je pensais que tu voulais venir avec nous.
- Je croyais que vous vouliez venir avec nous.

Ik dacht dat je met ons mee wilde gaan.

- Je pensais que tu aimais apprendre de nouvelles choses.
- Je croyais que tu aimais apprendre de nouvelles choses.

Ik dacht dat je graag nieuwe dingen leerde.

- Croyiez-vous au Père Noël quand vous étiez enfant ?
- Croyais-tu au Père Noël quand tu étais enfant ?

- Geloofde u in de Kerstman toen u een kind was?
- Geloofde jij in de Kerstman toen je een kind was?

- Je pensais que je perdais la tête.
- Je croyais que je perdais la boule.
- J'avais l'impression de devenir fou.
- J'avais l'impression de devenir folle.

Ik dacht dat ik doordraaide.