Examples of using "Canadiens" in a sentence and their dutch translations:
Ze zijn allen Canadees.
We zijn allemaal Canadezen hier.
Veel Canadezen spreken Frans.
Wij zijn Canadezen.
Ik dacht dat het allemaal Canadezen waren.
Ik dacht dat het allemaal Canadezen waren.
Het gaat over de helft van de Canadezen als je hun hele leven bekijkt,
Tom en Maria zijn beide Canadezen.
Dus als zoveel volwassen Canadezen deze rationele keuze maken,
Het probleem is dat jullie geen Canadezen zijn.