Examples of using "Belge" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben Belg.
Mijn vriendin is Belgisch.
De Belgische voetbalploeg, de Rode Duivels, spelen over twee weken in Brazilië.
Er zijn geen Belgen. Er zijn enkel Walen en Vlamingen.
Een Engelsman, een Belg en een Nederlander gaan een café binnen en nemen plaats aan de toog. Zegt de barkeeper: "Wacht even, is dit een mop of zo?"