Translation of "Heen" in Spanish

0.011 sec.

Examples of using "Heen" in a sentence and their spanish translations:

- Waar wil je heen?
- Waar willen jullie heen?
- Waar wilt u heen?

¿A dónde quieres llegar?

Gaat u heen?

- ¿Te vas?
- ¿Vosotros vais?

- Kijk om je heen.
- Kijk eens om je heen.

Echa una mirada a tu alrededor.

- Waar was je heen gegaan?
- Waar ging je net heen?

- ¿Adónde fue?
- ¿Dónde fuiste?

- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?

- ¿Adónde fuiste?
- ¿Adónde fuisteis?
- ¿A dónde fuiste?

Om hem heen gedood.

mueren a su alrededor.

Waar ga je heen?

- ¿Adónde vas?
- ¿A dónde vas?

Ik ga nergens heen.

No voy a ninguna parte.

Kijk om je heen.

Mira alrededor tuyo.

Waar willen jullie heen?

¿Qué me quieres decir con eso?

Waar gaan zij heen?

¿Adónde van ellos?

Waar gaat het heen?

¿Para dónde va?

Waar gaan ze heen?

- ¿Adónde van?
- ¿A dónde van?
- ¿Adónde van ellos?

Over de politieke breuklijnen heen.

cruzando fallas políticas.

Deze kudde gaat nergens heen...

Esta manada no irá a ningún lado

Papa, waar ga je heen?

¿Adónde vas, papá?

Hé, waar ga je heen?

- ¡Eh! ¿Adónde vas?
- Oye, ¿para dónde vas?

Ik ga er alleen heen.

Voy allí solo.

Hij ging daar zelden heen.

Él rara vez fue ahí.

Tom wil daar niet heen.

Tom no quiere ir allá.

Waar ga je nu heen?

¿Hacia dónde vas ahora?

Heen en terug? Enkele reis.

¿Ida y vuelta? Sólo ida.

Iedereen ging daar toch heen?

¿Todos fueron ahí, o no?

Ik kon nergens anders heen.

- No tenía ningún otro sitio al que ir.
- No tenía ningún otro lugar adonde ir.

Waar breng je ons heen?

- ¿A dónde nos llevas?
- ¿A dónde nos llevan?

Waar gaat deze weg heen?

¿A dónde va ese camino?

Waar gaan we eerst heen?

¿A dónde vamos primero?

Ik ging daar gisteren heen.

Ayer fui allí.

- Dus morgen ga je nergens heen, toch?
- Dus je gaat nergens heen morgen?

¿Así que no irás a ninguna parte mañana?

- Waar ga je heen voor de kerstvakantie?
- Waar gaat u heen voor de kerstvakantie?
- Waar gaan jullie heen voor de kerstvakantie?

¿Adónde irás en las vacaciones de Navidad?

Nu gaat hij nergens meer heen.

Ahora no irá a ningún lado.

Eens kijken waar deze heen leidt.

Veamos a dónde lleva.

Waar ga je heen? -Naar Maldonado.

- ¿Adónde vas? - A Maldonado.

Je trekt hem over je heen.

Lo ponen sobre ustedes.

En dan kan hij nergens heen.

Y ya no podía escapar.

Waar ga je heen op vakantie?

¿Adónde vas de vacaciones?

Heen en terug of enkele reis?

¿Ida y vuelta, o sólo ida?

De hond volgt me overal heen.

El perro me sigue a dondequiera que vaya.

Ze is daar niet heen gegaan.

Ella no fue allí.

Zonder jou ga ik nergens heen.

No iré a ningún lado sin ti.

Ik ga daar niet meer heen.

- Yo no iré más allí.
- Ya no voy más allí.

Tom wil daar ook heen gaan.

- Tom también planea ir allí.
- Tom también quiere ir allí.
- Tom también tiene planes de ir allí.

Tom bleef heen en weer lopen.

Tom siguió caminando de un lado para otro.

Kun jij over seks heen kijken?

¿Puden dejar al sexo de lado?

Ik moest er gisteren heen gaan.

Tenía que ir ahí ayer.

Weet je waar je heen gaat?

¿Sabes adónde vas?

- Waar ga je heen?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar gaan jullie heen?

- ¿Adónde vas?
- ¿A dónde vas?
- ¿Para dónde vas?

- De eerstvolgende keer moet je daar heen gaan.
- De volgende keer moet je daar heen gaan.

La próxima vez tienes que ir allí.

Dat alles ging toen door me heen

todo eso me sobrecogió en ese momento,

Als we vandaag om ons heen kijken,

si miramos a nuestro alrededor hoy en día

Moed is door je angst heen gaan.

el valor es el temor andante.

...maar gooide haar web over hem heen.

sino que la cubrió con su manto.

Ik wil daar nog een keer heen.

Quiero ir ahí una vez más.

Waar zou je als eerste heen willen?

¿Adónde te gustaría ir primero?

Ik vroeg hem waar hij heen ging.

Le pregunté adónde iba.

Zwarte wolken dreven over de stad heen.

Nubes negras flotaban por sobre la ciudad.

Je hoeft daar niet heen te gaan.

No necesitas ir ahí.

Daar wil ik niet nog eens heen.

No quiero volver allí.

Ik zou daar niet alleen heen gaan.

Yo no iría ahí solo.

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar gaan jullie heen?

- ¿Adónde vas?
- ¿Para dónde va?
- ¿Adónde va?
- ¿A dónde vas?
- ¿Adónde vais?
- ¿Para dónde vas?
- ¿A dónde van?
- ¿Adónde van ustedes?
- ¿A dónde van ustedes?
- ¿Dónde vas?
- ¿Dónde vais?

- Waar ga je heen?
- Waar gaan jullie naartoe?

- ¿Adónde vais?
- ¿A dónde van?

- Waar ging je heen?
- Waar ging je naartoe?

¿Adónde ibas?

Waar wil je van de zomer heen gaan?

¿A dónde quieres ir este verano?

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?

- ¿Adónde vas?
- ¿Adónde vais?

Ik ga daar nog eens per week heen.

Todavía voy allí una vez a la semana.

- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar gaan jullie heen?

¿Adónde van ustedes?

- Waar moeten we heen?
- Waar moeten we naartoe?

¿A dónde tenemos que ir?