Translation of "Willen" in Spanish

0.016 sec.

Examples of using "Willen" in a sentence and their spanish translations:

- Ze willen trouwen.
- Zij willen trouwen.

Ellos se quieren casar.

- Ze willen meer.
- Zij willen meer.

Quieren más.

- We willen gerechtigheid.
- We willen rechtvaardigheid.

Queremos justicia.

- We willen vrede.
- Wij willen vrede.

Queremos la paz.

- We willen het weten.
- We willen weten.

Queremos saber.

- We willen volledige zinnen.
- We willen hele zinnen.

- Queremos frases completas.
- Queremos oraciones completas.

- Willen jullie het aanraken?
- Willen ze het aanraken?

¿Quieren tocarlo?

Wij willen weggaan.

- Queremos ir.
- Nosotros queremos ir.
- Queremos irnos.

Wij willen Tom.

Queremos a Tom.

Wij willen helpen.

Queremos ayudar.

We willen praten.

Queremos hablar.

We willen stemmen.

Queremos votar.

Zij willen helpen.

Quieren ayudar.

We willen onderhandelen.

Queremos negociar.

Ze willen paraffine.

- Ellos quieren parafina.
- Ellas quieren parafina.

We willen wereldvrede.

- Queremos paz en el mundo.
- Queremos la paz mundial.

Wat willen jullie?

- ¿Qué quieren?
- ¿Qué queréis?

Willen jullie dansen?

¿Queréis bailar?

We willen informatie.

Queremos información.

We willen ontbijten.

Nosotros queremos desayunar.

Mocht je willen!

- ¡Ni en sueños!
- ¡Ni soñarlo!
- ¡En tus sueños!

Willen jullie suiker?

¿Queréis azúcar?

Wij willen vlees.

Queremos carne.

Ze willen dit.

- Quieren esto.
- Ellos quieren esto.

We willen het.

Lo queremos.

Ze willen me.

Ellos me quieren.

Zij willen je.

Ellas te desean.

Willen jullie geld?

¿Queréis dinero?

Ze willen drinken.

Quieren beber.

Ze willen jullie.

Ellas os desean.

Ze willen niet.

No quieren.

- Vrouwen willen ook neuken.
- Vrouwen willen ook seks hebben.

También las mujeres quieren tener sexo.

- Hoe zou je aardappelen willen?
- Hoe zou u aardappelen willen?
- Hoe zouden jullie aardappelen willen?

¿Qué tal unas patatas?

Naar elk nummer dat we willen wanneer we maar willen.

para oír cualquier canción que queramos, cuando queramos.

- We willen uw bloeddruk meten.
- We willen je bloeddruk meten.

Queremos medir tu presión sanguínea.

- Wij willen vrede voor de hele wereld.
- We willen wereldvrede.

Queremos la paz mundial.

Mensen willen allemaal hetzelfde

Todos los seres humanos quieren las mismas cosas,

Willen jullie gaan zitten?

- ¿Quiere sentarse?
- ¿Queréis sentaros?
- ¿Quieren sentarse?

Mensen willen land bezitten.

La gente quiere poseer tierras.

Ze willen je dood.

Quieren que estés muerto.

We willen Tom zien.

Queremos ver a Tom.

We willen je helpen.

Queremos ayudarte.

We willen geen ongelukjes.

No queremos ningún accidente.

Willen jullie iets eten?

¿Queréis comer algo?

Ik zou willen wenen.

Tengo ganas de llorar.

Ze willen het terug.

- Ellos lo quieren de vuelta.
- Lo quieren de vuelta.

We willen het terug.

Lo queremos de vuelta.

Willen jullie vandaag dineren?

¿Quieres ir hoy a cenar?

Waar willen jullie heen?

¿Qué me quieres decir con eso?

We willen graag bier!

¡Queremos cerveza!

Willen jullie het aanraken?

- ¿Quieren tocarlo?
- ¿Quiere usted tocarlo?

Willen jullie dat doen?

¿Están listos para hacerlo?

Zij willen rijk worden.

Quieren hacerse ricos.

Willen jullie rijk worden?

- ¿Queréis haceros ricos?
- ¿Queréis haceros ricas?

Willen jullie iets drinken?

¿Queréis algo de beber?

Hoeveel borden willen jullie?

¿Cuántos platos quiere usted?

Mijn ouders willen kleinkinderen.

Mis padres quieren nietos.

Ze willen me vermoorden.

Quieren matarme.

We willen het weten.

Queremos saber.

Willen jullie het proberen?

¿Quieren probarlo?

We willen volledige zinnen.

- Queremos frases completas.
- Queremos oraciones completas.

- Ik zou haar graag willen zien.
- Ik zou haar willen zien.

- Me gustaría verla.
- Quiero verla.

- Zoudt ge mij willen helpen?
- Zou u me alsjeblieft willen helpen?

¿Me podrías ayudar, por favor?

- Wat willen je ouders voor Kerstmis?
- Wat willen uw ouders voor Kerstmis?
- Wat willen jullie ouders voor Kerstmis?

¿Qué quieren tus padres para Navidad?

- Ik zou hem graag willen vervangen.
- Ik zou het graag willen vervangen.

Quisiera reemplazarlo.

- Ik had ’t jullie willen vertellen.
- Ik had het je willen vertellen.

Quería decírtelo.

- Ik zou dit kleed willen passen.
- Ik zou deze jurk willen passen.

Me gustaría probarme este vestido.

Dat willen we niet delen ...

No querían compartirlas.

We willen allemaal redenen hebben.

Todos queremos un motivo.

Willen jullie thee of koffie?

- ¿Queréis tomar té o café?
- ¿Queréis té o café?

Ik zou willen miljonair zijn.

- Yo querría ser millonario.
- Desearía ser millonario.

Willen jullie in Duitsland wonen?

- ¿Querés vivir en Alemania?
- ¿Queréis vivir en Alemania?

We willen met Tom praten.

- Queremos hablar con Tom.
- Queremos hablar con Tomás.

Ik zou graag willen helpen.

Me gustaría ayudar.

We willen Tom leren kennen.

Queremos conocer a Tom.

Willen jullie dat risico lopen?

¿Quieres correr ese riesgo?

We willen geen feiten negeren.

No queremos ignorar hechos.

Wanneer zou je willen beginnen?

¿Cuándo te gustaría empezar?

Ik weet wat jullie willen.

Sé lo que quieres.

Zij willen ons graag helpen.

Ellos nos quieren ayudar.

Waar zou u willen zitten?

¿Dónde le gustaría sentarse?

Kelner, ik zou willen betalen!

Camarero, deseo pagar.

We willen de feiten kennen.

Queremos saber los hechos.