Translation of "Waren" in German

0.008 sec.

Examples of using "Waren" in a sentence and their german translations:

- Ze waren bezig.
- Ze waren druk.

Sie waren beschäftigt.

- We waren verwittigd.
- We waren gewaarschuwd.

Wir wurden gewarnt.

Ze waren het eens en waren tevreden.

Sie stimmten zu und waren zufrieden.

- We waren beste vrienden.
- We waren dikke vrienden.

- Wir waren beste Freunde.
- Wir waren dicke Freunde.

- Er waren overal bloemen.
- Overal waren er bloemen.

Überall waren Blumen.

- Alle studenten waren daar.
- Alle studenten waren aanwezig.

- Alle Schüler waren da.
- Alle Studenten waren da.
- Alle Studenten waren anwesend.

- Iedereen was stil.
- Ze waren allemaal stil.
- Zij waren allemaal stil.
- Ze waren allen stil.
- Zij waren allen stil.

Alle waren still.

- Ze waren bang voor je.
- Zij waren bang voor je.
- Ze waren bang voor u.
- Zij waren bang voor u.
- Ze waren bang voor jullie.
- Zij waren bang voor jullie.

Sie hatten Angst vor dir.

We waren verrast.

Wir waren überrascht.

Voorraden waren goedkoop.

Vorräte waren billig.

Ze waren tevreden.

Sie waren zufrieden.

Waren er problemen?

Gab es Schwierigkeiten?

We waren vrienden.

Wir waren Freunde.

We waren bang.

Wir hatten Angst.

Jullie waren jaloers.

Ihr wart eifersüchtig.

Ze waren teleurgesteld.

Sie sind enttäuscht gewesen.

Waar waren jullie?

- Wo wart ihr?
- Wo seid ihr gewesen?

Ze waren rijk.

Sie waren reich.

We waren succesvol!

Wir waren erfolgreich!

We waren buiten.

Wir waren draußen.

We waren verliefd.

Wir waren verliebt.

Ze waren perfect.

Sie waren perfekt.

Hoeveel waren er?

Wie viele waren da?

We waren alleen.

Wir waren allein.

Ze waren dood.

Sie waren tot.

Ze waren soldaten.

Sie waren Soldaten.

Er waren ooggetuigen.

Es gab Zeugen.

Waar waren ze?

Wo waren sie?

Waren jullie bang?

Hattet ihr Angst?

Wij waren landbouwers.

Wir waren Bauern.

Waren jullie uitgenodigd?

Wart ihr eingeladen?

Wij waren gelukkig.

Wir waren glücklich.

Ze waren bezig.

Sie waren beschäftigt.

Wij waren vijanden.

Wir waren Feinde.

Ze waren moe.

Sie waren müde.

Waren jullie bezig?

Wart ihr beschäftigt?

Waren jullie ziek?

- Warst du krank?
- Waren Sie krank?
- Wart ihr krank?

Onder de vrouwen waren er enkele die heel knap waren.

Unter den Frauen waren einige wirklich hübsche.

- Er waren daar acht kiezelstenen.
- Er waren daar acht kiezels.

Es gab dort acht Kieselsteine.

We waren zeer enthousiast.

Wir waren ziemlich aufgeregt.

Omdat we leiders waren...

Weil wir die Anführer

Door Napoleon waren opgesteld .

1804 erstellt hatte.

Er waren 1200 dragers…

Es gab 1.200 Gepäckträger...

De resultaten waren negatief.

Die Ergebnisse waren negativ.

Mijn schoolcijfers waren gemiddeld.

Meine Schulnoten waren durchschnittlich.

Alle kabinetsleden waren aanwezig.

- Alle Mitglieder des Kabinetts waren anwesend.
- Alle Kabinettsmitglieder waren anwesend.

Alle leden waren aanwezig.

Alle Mitglieder waren anwesend.

Haar wangen waren rood.

Ihre Wangen waren rot.

Zijn ouders waren landbouwers.

Seine Eltern waren Bauern.

Ze waren bijna uitgehongerd.

Sie verhungerten fast.

Zij waren oorspronkelijk boeren.

Ursprünglich waren sie Bauern.

We waren allemaal moe.

Wir waren alle müde.

We waren in Parijs.

Wir waren in Paris.

Ze waren allemaal stil.

Alle waren still.

Waren de kabels inbegrepen?

Sind die Kabel mitgeliefert?

Veertig mensen waren aanwezig.

- Vierzig Leute waren anwesend.
- Vierzig Leute waren da.

We waren gewoon vrienden.

Wir waren nur Freunde.

Wij waren niet ziek.

Wir waren nicht krank.

Ze waren niet ziek.

Sie waren nicht krank.

We waren allemaal geschokt.

Wir waren alle schockiert.

Ze waren allebei naakt.

Beide waren nackt.

Waar waren jullie vandaag?

- Wo seid ihr heute gewesen?
- Wo wart ihr heute?

De geruchten waren waar.

Die Gerüchte stimmten.

De geruchten waren fout.

Die Gerüchte stimmten nicht.

Ze waren eenvoudig gekleed.

Sie waren einfach gekleidet.

Twee stoelen waren vrij.

Zwei Stühle waren frei.

Alle studenten waren daar.

- Alle Schüler waren da.
- Alle Studenten waren anwesend.

Er waren twee taarten.

Es gab zwei Kuchen.