Translation of "Honden" in Portuguese

0.012 sec.

Examples of using "Honden" in a sentence and their portuguese translations:

Honden verboden.

Proibido cães.

Dromen honden?

Os cachorros sonham?

Honden kunnen zwemmen.

- Cachorros nadam.
- Cachorros sabem nadar.
- Cães sabem nadar.

De honden blaffen.

- Cães latem.
- Cachorros latem.

Ik haat honden.

- Odeio cachorros.
- Eu odeio cachorros.

Honden zijn trouw.

Os cachorros são fiéis.

Honden zijn slim.

- Os cachorros são espertos.
- Os cães são espertos.

Tom haat honden.

Tom odeia cães.

- Ik heb schrik van honden.
- Ik ben bang voor honden.

- Eu tenho medo de cachorro.
- Tenho medo de cães.

- Tom heeft nog drie honden.
- Tom heeft drie andere honden.

Tom tem três outros cães.

Ik heb drie honden.

Eu tenho três cachorros.

Hij heeft twee honden.

Ele tem dois cachorros.

Blaffende honden bijten niet.

Cães que ladram não mordem.

Ze heeft veel honden.

Ela tem muitos cachorros.

Ik hou van honden.

Eu amo cães.

We hebben drie honden.

Nós temos três cachorros.

De honden zijn nat.

Os cachorros estão molhados.

Alle honden zijn trouw.

Todos os cães são fiéis.

Deze honden zijn groot.

Estes cães são grandes.

Tom houdt van honden.

O Tom adora cães.

Alle honden zijn levend.

Todos os cachorros estão vivos.

Die honden zijn groot.

Aqueles cães são grandes.

Je hebt vier honden.

Você tem quatro cachorros.

Mijn honden zijn wit.

- Meus cachorros são brancos.
- Minhas cachorras são brancas.

Mensen houden van honden.

As pessoas adoram cães.

Tom heeft drie honden.

- Tom tem três cães.
- Tom tem três cachorros.

Honden begraven vaak botten.

Cachorros costumam enterrar ossos.

Honden hebben liefde nodig.

Os cães precisam de amor.

- Bijna alle honden zijn levend.
- Bijna alle honden zijn in leven.

Quase todos cachorros estão vivos.

- Het meisje heeft schrik van honden.
- Dit meisje is bang voor honden.

A menina tem medo de cachorro.

Tom houdt niet van honden.

Tom não gosta de cachorros.

Katten houden niet van honden.

Gatos não gostam de cães.

Ik ben allergisch voor honden.

- Sou alérgico a cachorros.
- Sou alérgico a cães.
- Eu sou alérgico a cães.

Honden kunnen kleuren niet onderscheiden.

Quem vê cara não vê coração.

Ik hou erg van honden.

Eu gosto muito de cachorro.

Ik ben bang voor honden.

- Tenho medo de cães.
- Tenho medo de cachorros.

Hij is bang voor honden.

Ele tem medo de cachorro.

Ik heb schrik van honden.

- Eu tenho medo de cachorro.
- Tenho medo de cães.

Ze houdt veel van honden.

Ela gosta muito dos cachorros.

Ik ben doodsbang voor honden.

Eu tenho muito medo de cachorros.

Een van de honden leeft nog.

Um dos cachorros está vivo.

Ik heb liever katten dan honden.

- Gosto mais de gatos que de cachorros.
- Eu prefiro gatos a cães.

Tom heeft angst voor grote honden.

O Tom tem medo de cães grandes.

Heb je liever katten of honden?

- Você prefere gatos ou cachorros?
- Tu preferes gatos ou cachorros?

Honden kunnen in het donker zien.

Os cachorros enxergam no escuro.

Honden hebben bazen. Katten hebben personeel.

Os cães têm donos. Os gatos têm empregados.

Tom was vroeger bang voor honden.

Tom tinha medo de cachorros.

Tom houdt niet echt van honden.

Tom não gosta muito de cachorros.

Hij is bang voor de honden.

Ele tem medo de cachorro.

Ik hou niet van grote honden.

Eu não gosto de cachorros grandes.

Bijna alle honden zijn in leven.

Quase todos cachorros estão vivos.

Stinkdieren vrezen geen honden, evenmin mannen.

Os gambás não têm medo de cachorros, nem de homens.

De honden zijn in de tuin.

Os cães estão no jardim.

- Ik houd niet zo heel erg van honden.
- Ik vind honden niet zo heel erg leuk.
- Ik hou niet heel erg van honden.

Eu realmente não gosto muito de cães.

Plotseling verschenen er drie honden voor ons.

- De repente, surgiram três cães na nossa frente.
- De repente, três cachorros apareceram na nossa frente.

Je moet geen slapende honden wakker maken.

- Não mexa com um cão que está dormindo.
- É melhor deixar quieto.

Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.

Gatos normalmente odeiam cachorros.

Hij heeft een kat en twee honden.

Ele tem um gato e dois cães.

De honden blaffen, de karavaan trekt verder.

O cão late, o homem caminha.

Er zijn geen grotere honden dan deze.

Não há cães maiores que este.

De twee honden vochten voor het been.

Os dois cachorros brigavam pelo osso.

We hebben een kat en verschillende honden.

- Nós temos um gato e vários cachorros.
- Temos um gato e vários cachorros.