Translation of "Koek" in German

De koek smaakt zoet.

Der Kuchen schmeckt süß.

Proef deze koek eens.

Probier mal diesen Kuchen.

De koek is te zoet.

Dieser Kuchen schmeckt zu süß.

Hij at koek en dronk thee.

Er aß Kuchen und trank Tee.

- De koek smaakt zoet.
- De cake smaakt zoet.

- Der Kuchen schmeckt süß.
- Diese Torte besitzt einen so süßen Geschmack.

Naar koek en kassa komt altijd een massa.

Zu Koch und Kasse kommt immer 'ne Masse.

- Dat is een ander paar mouwen.
- Dat is andere koek.

Das ist eine ganz andere Schuhnummer.

- Heb ge al een koek van banaan gegeten?
- Heb je al eens bananentaart gegeten?
- Heb je ooit bananentaart gegeten?

Hast du schon mal Bananenkuchen gegessen?

- Beter brood zonder boter dan taart zonder vrijheid.
- Beter goed brood zonder boter, dan zoete koek zonder vrijheid.
- Vrijheid, blijheid.

Besser butterloses Brot als süßen Kuchen ohne Freiheit.