Translation of "Cake" in German

0.005 sec.

Examples of using "Cake" in a sentence and their german translations:

- Ze is gek op cake.
- Ze vindt cake heerlijk.

Sie ist ganz wild auf Kuchen.

- Ze is gek op cake.
- Ze is echt gek op cake.

Sie ist ganz wild auf Kuchen.

Deze cake is erg zoet.

Dieser Kuchen ist sehr süß.

- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.

- Sie buk mir einen Kuchen.
- Sie hat mir einen Kuchen gebacken.
- Sie hat mir einen Kuchen gemacht.
- Sie machte mir einen Kuchen.

- Ik was cake aan het bakken.
- Ik was een cake aan het bakken.

Ich war gerade dabei einen Kuchen zu backen.

Ze is echt gek op cake.

Sie ist ganz wild auf Kuchen.

Verdeel de cake tussen jullie drieën.

Teile den Kuchen unter euch drei!

Snij de cake met een mes.

Schneide den Kuchen mit einem Messer.

Ik moet de cake even controleren.

Ich muss mal nach dem Kuchen sehen.

Verdeel de cake onder u beiden.

Teilt den Kuchen unter euch beiden auf.

Neem maar cake: het is zelfbediening.

Bitte bedienen Sie sich selbst beim Kuchen.

Wil je nog een stuk cake?

Willst du noch ein Stück Kuchen?

De cake is in de keuken.

Der Kuchen ist in der Küche.

Ze heeft voor mij een cake gebakken.

- Sie buk mir einen Kuchen.
- Sie hat mir einen Kuchen gebacken.

Ik was een cake aan het bakken.

Ich war gerade dabei einen Kuchen zu backen.

Maria gaf Tom het eerste stukje cake.

Maria gab Tom das erste Stück vom Kuchen.

Tom sneed de cake in twee stukken.

Tom teilte den Kuchen in zwei Stücke.

- De koek smaakt zoet.
- De cake smaakt zoet.

- Der Kuchen schmeckt süß.
- Diese Torte besitzt einen so süßen Geschmack.

Er is koffie en cake om vijf uur.

Um fünf gibt es Kaffee und Kuchen.

- Neem wat taart, alsjeblieft.
- Neem wat cake, alsjeblieft.

Nimm bitte Kuchen.

Mamma heeft voor mijn verjaardag een cake gebakken.

Mama hat mir zum Geburtstag einen Kuchen gebacken.

Men kan niet tegelijk de cake eten en hem onaangeroerd laten.

Du kannst deinen Kuchen nicht gleichzeitig aufheben und essen.

- Wilt u nog een stuk gebak?
- Wil je nog een stuk cake?

- Willst du noch ein Stück Kuchen?
- Möchtest du noch ein Stück Kuchen?
- Möchten Sie noch ein Stück Kuchen?
- Noch ein Stück Kuchen?

Ze proefde van de cake om te zien of hij zoet genoeg was.

Sie probierte den Kuchen, um zu sehen, ob er süß genug sei.

Het heeft geen zin naar de cake te zoeken: ik heb hem al opgegeten.

Es ist unnötig den Kuchen zu suchen, weil ich ihn schon gegessen habe.

- Tom is een cake aan het bakken.
- Tom is een taart aan het bakken.

- Tom backt einen Kuchen.
- Tom bäckt einen Kuchen.

"Dank u, ik zou wel nog een stukje cake willen", zei de schuchtere jonge man.

"Danke schön, ich hätte gerne noch ein Stück Kuchen", sagte der schüchterne junge Mann.

Jij was het niet die de cake hebt gegeten die ik heb gemaakt, het was je zus.

- Nicht du hast den Kuchen gegessen, den ich gemacht habe, sondern deine Schwester.
- Den Kuchen, den ich gebacken habe, haben nicht Sie gegessen, sondern Ihre Schwester.