Translation of "Haber" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Haber" in a sentence and their dutch translations:

- Debí haber llegado más temprano.
- Debería haber venido antes.
- Debería haber llegado antes.

Ik had eerder moeten komen.

- Debería haber venido antes.
- Debería haber llegado antes.

Ik had eerder moeten komen.

Podría haber ayudado.

Ik had kunnen helpen.

Lamento haber mentido.

Het spijt me dat ik gelogen heb.

- Debe haber una manera.
- Tiene que haber un modo.

Er moet een manier zijn.

No haber tenido hijos.

Dat ik geen kinderen heb.

Debería haber trabajado más.

Hij had harder moeten werken.

¿Qué debería haber hecho?

Wat had ik moeten doen?

Debería haber dicho algo.

Ik had iets moeten zeggen.

Debe haber una manera.

Er moet een manier zijn.

Lamento haber dicho eso.

Het spijt mij dat ik dat gezegd heb.

Debí haber estudiado más.

Ik had meer moeten studeren.

Gracias por haber venido.

Bedankt voor het bezoek.

No deberíamos haber venido.

We hadden niet moeten komen.

Podría haber colonizado nuestra galaxia.

kon onze Melkweg hebben gekoloniseerd.

Vuelve a haber luna llena.

Het is weer volle maan.

Debo haber cometido un error.

Ik zal wel een fout gemaakt hebben.

Debiste haber aceptado su consejo.

Je had zijn advies moeten aannemen.

Debió haber comprado algunos lápices.

Hij had een paar potloden moeten kopen.

Nancy no puede haber mentido.

Nancy kon niet hebben gelogen.

Recuerdo haber visto esta película.

Ik weet nog dat ik de film gezien heb.

Debiste haber escuchado su advertencia.

- Je had naar haar waarschuwing moeten luisteren.
- Je had naar zijn waarschuwing moeten luisteren.

Me debiste haber dicho ayer.

Je had me dat gisteren moeten vertellen.

Ella parecía haber estado enferma.

Zij is kennelijk ziek geweest.

No deberías haber robado eso.

Je had dat niet moeten stelen.

Debiste haber dicho eso antes.

- Ge hadt dat vroeger moeten zeggen.
- Je had dat eerder moeten zeggen.

Debiste haber dicho la verdad.

- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had de waarheid moeten zeggen.

Recuerdo haber leído sobre eso.

Ik herinner me dat ik daarover iets gelezen heb.

Ellos mencionaron haber estado allí.

Ze vermeldden dat ze daar geweest zijn.

No debí haber hecho eso.

Ik had dat niet moeten doen.

Debí haber llegado más temprano.

Ik had eerder moeten komen.

Quisiera haber sabido la verdad.

Ik had graag de waarheid geweten.

Cómo puede haber peligro y puede haber... distraerse del peligro por el amor.

...hoe het mogelijk is... ...dat liefde je afleidt van de gevaren om je heen.

- Ha de haber algo que puedas hacer.
- Debe haber algo que puedas hacer.

Er moet iets zijn dat je kan doen.

- Ella no puede haber llegado tan pronto.
- Ella no puede haber llegado tan temprano.

Ze kan hier zo vroeg niet zijn.

"Nanette" puede haber empezado en mí,

'Nanette' mag dan met mij begonnen zijn,

Hay que haber tenido algunas derrotas

Je moet een aantal keer verslagen zijn...

haber sido puesto bajo su mando.

dat hij onder zijn bevel werd geplaatst.

Lamento no haber podido escribirte antes.

Het spijt me dat ik je niet eerder kon schrijven.

Podría haber hecho mejor que él.

Ik had het beter kunnen doen dan hij.

Deberías haber asistido a la reunión.

- U had de vergadering moeten bijwonen.
- Je had de vergadering moeten bijwonen.

Él no pudo haber hecho eso.

Dat kan hij niet gedaan hebben.

Lamenté muchísimo haber perdido tanto tiempo.

Het speet mij dat ik zoveel tijd verloren had.

Su condición podría haber sido peor.

Zijn toestand had erger kunnen zijn.

El parece haber vivido en España.

Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.

No debí haber desperdiciado mi tiempo.

Ik had mijn tijd niet moeten verspillen.

Tom no debería haber hecho eso.

Tom had dat niet moeten doen.

Deberías haber mantenido la boca cerrada.

Je had je mond moeten houden.

Debería haber mantenido la boca cerrada.

- Zij had haar mond moeten houden.
- Zij had beter gezwegen.
- Zij had haar kop moeten houden.

Tom aseguró haber visto un OVNI.

Tom beweerde dat hij een ufo zag.

Debe haber un malentendido entre nosotros.

Er moet een misverstand zijn tussen ons.

Recuerdo haber visto a la reina.

Ik herinner me dat ik de koningin ontmoette.

Andy ha de haber practicado mucho.

Andy moet heel hard geoefend hebben.

No sé qué pudo haber pasado.

Ik weet niet wat er gebeurd kan zijn.

Él debe haber perdido el tren.

Hij heeft waarschijnlijk de trein gemist.

Me alegro de haber estado ahí.

Ik ben blij dat ik er was.

No debías haber venido tan pronto.

Ge hadt niet zo vroeg moeten komen.

Me arrepiento de haber ido allí.

- Ik heb spijt dat ik daarheen gegaan ben.
- Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.

Tom deseó haber sido más cuidadoso.

- Tom wenste dat hij voorzichtiger was geweest.
- Tom wilde dat hij voorzichtiger was geweest.

Desearía haber sabido su nombre entonces.

Ik zou willen dat ik zijn naam toen had geweten.

- El hombre estaba avergonzado de haber nacido pobre.
- El hombre se avergonzaba de haber nacido pobre.
- El hombre sentía vergüenza de haber nacido pobre.

De man schaamde zich ervoor dat hij arm geboren was.

- El hombre estaba avergonzado de haber nacido pobre.
- El hombre se avergonzaba de haber nacido pobre.

De man schaamde zich ervoor dat hij arm geboren was.

Tengo un gran logro en mi haber.

ik heb iets bijzonders bewerkstelligd.

El niño negó haber robado la bicicleta.

De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.

Mas te valdría no haber ido allí.

Het was beter geweest als jullie daar niet heen waren gegaan.

Él murió sin haber hecho un testamento.

Hij stierf zonder een testament opgesteld te hebben.

Sin agua, los soldados podrían haber muerto.

Zonder water zouden de soldaten gestorven zijn.

Me arrepiento de haber comido aquellas ostras.

Ik betreur het eten van die oesters.

Ella seguramente debe haber sido hermosa antes.

Ze moet vroeger ongetwijfeld mooi geweest zijn.

Presumía de haber ganado el primer premio.

Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.

Tienes pinta de no haber dormido suficiente.

Je ziet eruit alsof je niet genoeg geslapen hebt.