Examples of using "Haber" in a sentence and their dutch translations:
Ik had eerder moeten komen.
Ik had eerder moeten komen.
Ik had kunnen helpen.
Het spijt me dat ik gelogen heb.
Er moet een manier zijn.
Dat ik geen kinderen heb.
Hij had harder moeten werken.
Wat had ik moeten doen?
Ik had iets moeten zeggen.
Er moet een manier zijn.
Het spijt mij dat ik dat gezegd heb.
Ik had meer moeten studeren.
Bedankt voor het bezoek.
We hadden niet moeten komen.
kon onze Melkweg hebben gekoloniseerd.
Het is weer volle maan.
Ik zal wel een fout gemaakt hebben.
Je had zijn advies moeten aannemen.
Hij had een paar potloden moeten kopen.
Nancy kon niet hebben gelogen.
Ik weet nog dat ik de film gezien heb.
- Je had naar haar waarschuwing moeten luisteren.
- Je had naar zijn waarschuwing moeten luisteren.
Je had me dat gisteren moeten vertellen.
Zij is kennelijk ziek geweest.
Je had dat niet moeten stelen.
- Ge hadt dat vroeger moeten zeggen.
- Je had dat eerder moeten zeggen.
- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had de waarheid moeten zeggen.
Ik herinner me dat ik daarover iets gelezen heb.
Ze vermeldden dat ze daar geweest zijn.
Ik had dat niet moeten doen.
Ik had eerder moeten komen.
Ik had graag de waarheid geweten.
...hoe het mogelijk is... ...dat liefde je afleidt van de gevaren om je heen.
Er moet iets zijn dat je kan doen.
Ze kan hier zo vroeg niet zijn.
'Nanette' mag dan met mij begonnen zijn,
Je moet een aantal keer verslagen zijn...
dat hij onder zijn bevel werd geplaatst.
Het spijt me dat ik je niet eerder kon schrijven.
Ik had het beter kunnen doen dan hij.
- U had de vergadering moeten bijwonen.
- Je had de vergadering moeten bijwonen.
Dat kan hij niet gedaan hebben.
Het speet mij dat ik zoveel tijd verloren had.
Zijn toestand had erger kunnen zijn.
Hij heeft, geloof ik, in Spanje gewoond.
Ik had mijn tijd niet moeten verspillen.
Tom had dat niet moeten doen.
Je had je mond moeten houden.
- Zij had haar mond moeten houden.
- Zij had beter gezwegen.
- Zij had haar kop moeten houden.
Tom beweerde dat hij een ufo zag.
Er moet een misverstand zijn tussen ons.
Ik herinner me dat ik de koningin ontmoette.
Andy moet heel hard geoefend hebben.
Ik weet niet wat er gebeurd kan zijn.
Hij heeft waarschijnlijk de trein gemist.
Ik ben blij dat ik er was.
Ge hadt niet zo vroeg moeten komen.
- Ik heb spijt dat ik daarheen gegaan ben.
- Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.
- Tom wenste dat hij voorzichtiger was geweest.
- Tom wilde dat hij voorzichtiger was geweest.
Ik zou willen dat ik zijn naam toen had geweten.
De man schaamde zich ervoor dat hij arm geboren was.
De man schaamde zich ervoor dat hij arm geboren was.
ik heb iets bijzonders bewerkstelligd.
De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.
Het was beter geweest als jullie daar niet heen waren gegaan.
Hij stierf zonder een testament opgesteld te hebben.
Zonder water zouden de soldaten gestorven zijn.
Ik betreur het eten van die oesters.
Ze moet vroeger ongetwijfeld mooi geweest zijn.
Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.
Je ziet eruit alsof je niet genoeg geslapen hebt.