Examples of using "Rapaz" in a sentence and their dutch translations:
- Tjonge!
- Jeetje!
- Jongens toch!
De jongen kwam terug.
Ik was nog maar een jongetje.
Hij is een heel slimme jongen.
Tom is een plattelandsjongen.
De jonge jongen was een goede leerling.
De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.
Soms kan hij een vreemde jongen zijn.
De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.
- Ik ben een brave jongen.
- Ik ben een goede jongen.
Berouwvol biechtte de jongen alles wat hij had gedaan op aan de politie.
Waar is de jongen?
- Ik ben een brave jongen.
- Ik ben een goede jongen.
- Soms kan hij een vreemde jongen zijn.
- Soms kan hij een rare kerel zijn.
Ze is verliefd op deze jongen.
Mijn vriend is een geweldige vent maar hij is zo verlegen. Je kan je niet inbeelden hoe moeilijk voor hem is, een gesprek met een vreemde te starten.
Tom is een verlegen en eenzame jongen.