Examples of using "Carro" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je een auto?
- Hebben jullie een auto?
Heb je een auto?
Ik heb een auto.
Ik heb geen auto.
We hebben een auto.
Hij heeft een auto.
Ik heb een auto gekocht.
Ik vind je auto leuk.
- Die auto is van hem.
- Dit is zijn auto.
Welke auto heeft hij genomen?
Deze auto werd als "auto van het jaar" verkozen.
Ik heb een auto gekocht.
Volg die auto.
Laten we met de auto gaan.
Stap in de auto.
- Ik heb die auto gekocht.
- Ik kocht die auto.
Ik heb de auto gewassen.
- Ik ben in de auto.
- Ik zit in de auto.
Mijn auto verbruikt veel benzine.
Ik heb een oude auto.
Waar is mijn auto?
Ga je de auto kopen?
Dat is mijn auto.
Ik heb een auto nodig.
Ik heb een rode auto.
Je auto is weggesleept.
Deze auto is van hem.
- Deze auto is van hem.
- Deze auto is van haar.
Ik verkoop een nieuwe auto.
Is jouw auto zwart?
- Van wie is die auto?
- Wiens auto is dat?
Zet de auto in de garage.
Zijn auto is echt te gek.
Ik kan autorijden.
De vrachtwagen botste tegen een auto.
Ik vind je auto leuk.
Is dat jouw auto?
- Is dit uw auto?
- Is deze auto van jou?
Kijk naar mijn nieuwe auto.
Tom reed met de auto.
De auto is klaar.
Die auto is erg duur.
Hij ontwierp de auto.
Die auto is van hem.
De auto is blauw.
Ben je van plan die auto te kopen?
Tom heeft een auto.
Welke auto heeft hij genomen?
Ik heb gisteren een auto gehuurd.
Wij hebben een auto nodig.
- Hij heeft een auto gekocht.
- Hij kocht een auto.
Is jouw auto zwart?
- Dit is zijn auto.
- Deze auto is van hem.
Ik heb een auto nodig.
Deze auto is van mij.
Mijn auto is rood.
Ik wil een wagen huren.
Deze auto is snel.
Ik kan autorijden.
We hebben geen auto.
Ik zit in mijn auto.
De auto is geel.
De auto is oranje.
Is dat uw auto?
Heb je de auto al gewassen?
Tom heeft een gratis auto gewonnen.
Ik heb geen auto.
Ze slaapt in de auto.
Heb je een auto nodig?
Waar is je auto?
Heeft Tom een auto?
Heb je een auto?
Ik heb een auto.
Had ik maar een auto.
Hij stopte de auto.
Tom kwam met de auto.
Ik heb een nieuwe auto.
Hij wast de auto.
- Ik heb een cabriolet.
- Ik heb een cabrio.
Ik ben in de auto.