Examples of using "Pode" in a sentence and their dutch translations:
Het werkt misschien niet.
- Je mag me geloven.
- Jullie kunnen me geloven.
Dit zou u kunnen interesseren.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
Je kunt binnenkomen.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.
Het is mogelijk. De mens kan het.
- Het zal misschien regenen.
- Het gaat misschien regenen.
- Misschien gaat het regenen.
- Het kan gaan regenen.
Horen jullie ze?
Kun je het oppakken?
Dat kan gevaarlijk zijn.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
...kan hij ze doden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.
Hij mag komen.
- Kan iemand even helpen?
- Kan iemand helpen?
Kan noten bevatten.
Ja, dat kan je wel.
Het kan gevaarlijk zijn.
- Stap eruit nu het nog kan.
- Stap eruit nu je nog kunt.
Hij kan zingen.
- Je mag gaan.
- Jullie mogen gaan.
- U mag gaan.
Dat kan wachten.
Komt u binnen!
Kun je me dat laten zien?
- Dat kan niet!
- Dat is onmogelijk!
Het kan morgen gaan regenen.
- Dat kan niet.
- Dat kan niet zo zijn.
Roken kan doden.
Hij kan lopen.
Niemand kan erin.
- Het kan niet waar zijn.
- Dat kan niet waar zijn.
Wat de ene man kan bedenken, kan de ander ontdekken.
Kun je dat leveren?
- Misschien regent het vannacht.
- Misschien regent het vanavond.
Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?
Als je geen kinderen kunt krijgen, kun je ze nog steeds adopteren.
Hoe kun je vergeten?
Mary kan geen kinderen krijgen.
Kunt u het openen?
- Kun je het openen?
- Kunnen jullie het openen?
- Kunt u het openen?
Het is mogelijk, maar...
Je snapt het niet. Dat kan niet.
Het houdt andere loewaks dan wel weg...
...kan een zegen zijn.
Kun je het oppakken?
- Je kunt hier studeren.
- U kunt hier studeren.
- Jullie kunnen hier studeren.
Misschien heeft hij gelijk.
Mag dat wel?
- Kan je me wat geld geven?
- Kan jij mij wat geld geven?
- Kan je mij wat geld geven?
Tom kan snel rennen.
Het kan niet waar zijn.
Kunt u het venster openen?
Ga alsjeblieft!
Je kan niet verliezen.
- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.
Hij kan niet tellen.
Het werk kan wachten.
- Kunnen jullie me vergeven?
- Kunt u me vergeven?
- Kan je mij vergeven?
- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
- Kunt u mij helpen?
Kunnen jullie het me laten zien?
Kun je het mij kwalijk nemen?
Het kan even duren.
- Kun je erbij komen?
- Kun je het bereiken?
Kun je het openen?
Je mag gaan.
Je mag nu binnenkomen.
- Niemand kan je helpen.
- Niemand kan u helpen.
- Niemand kan jullie helpen.
Dat kan waar zijn.
Je kan niet wegkomen.
- Niets kan ons tegenhouden.
- Niets kan ons stoppen.
Verdragen kan onverdraaglijk zijn.
Kan iemand me helpen?
- Kan je dat zien?
- Kunt u dat zien?
- Kunnen jullie dat zien?
Niemand kan mij helpen.
- Als ge wilt, moogt ge gaan.
- Als je wilt, kun je gaan.
Misschien regent het vanavond.
Dat kan gevaarlijk zijn.
Het kan vanavond sneeuwen.
Niemand kan alles hebben.