Translation of "Pode" in Dutch

0.020 sec.

Examples of using "Pode" in a sentence and their dutch translations:

- Pode não funcionar.
- Não pode funcionar.
- Não pode dar certo.

Het werkt misschien niet.

- Pode acreditar em mim.
- Pode crer.

- Je mag me geloven.
- Jullie kunnen me geloven.

- Isto pode interessá-la.
- Isto pode interessá-lo.
- Isto pode interessá-las.
- Isto pode interessá-los.
- Isto pode te interessar.

Dit zou u kunnen interesseren.

Pode nevar.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.

Pode entrar.

Je kunt binnenkomen.

- Pode nevar.
- Pode ser que neve.
- Pode ser que venha a nevar.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

Pode ser feito. O homem pode fazê-lo.

Het is mogelijk. De mens kan het.

- Pode chover.
- Pode ser que chova.
- Talvez chova.

- Het zal misschien regenen.
- Het gaat misschien regenen.
- Misschien gaat het regenen.
- Het kan gaan regenen.

- Você pode os escutar?
- Você pode escutar eles?

Horen jullie ze?

- Você pode erguê-lo?
- Você pode levantá-lo?

Kun je het oppakken?

- Isso pode ser perigoso.
- Isto pode ser perigoso.

Dat kan gevaarlijk zijn.

- Pode nevar.
- Talvez neve.
- Pode ser que neve.
- Pode ser que venha a nevar.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.

... pode matá-las.

...kan hij ze doden.

Pode confiar nele.

- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.

Ele pode vir.

Hij mag komen.

Alguém pode ajudar?

- Kan iemand even helpen?
- Kan iemand helpen?

Pode conter nozes.

Kan noten bevatten.

Sim, você pode.

Ja, dat kan je wel.

Pode ser perigoso.

Het kan gevaarlijk zijn.

Saia enquanto pode.

- Stap eruit nu het nog kan.
- Stap eruit nu je nog kunt.

Ele pode cantar.

Hij kan zingen.

Você pode ir.

- Je mag gaan.
- Jullie mogen gaan.
- U mag gaan.

Isso pode esperar.

Dat kan wachten.

- Pode entrar!
- Entre!

Komt u binnen!

Pode me mostrar?

Kun je me dat laten zien?

Não pode ser!

- Dat kan niet!
- Dat is onmogelijk!

Pode chover amanhã.

Het kan morgen gaan regenen.

Não pode ser.

- Dat kan niet.
- Dat kan niet zo zijn.

Fumar pode matar.

Roken kan doden.

Ele pode andar.

Hij kan lopen.

Ninguém pode entrar.

Niemand kan erin.

- Não pode ser verdade.
- Isso não pode ser verdade.

- Het kan niet waar zijn.
- Dat kan niet waar zijn.

O que um homem pode inventar outro pode descobrir.

Wat de ene man kan bedenken, kan de ander ontdekken.

- Você pode entregar isso?
- Você pode me fazer isso?

Kun je dat leveren?

- Pode chover esta noite.
- Pode chover hoje à noite.
- Pode ser que chova hoje à noite.

- Misschien regent het vannacht.
- Misschien regent het vanavond.

Você pode me fazer um favor? Pode me emprestar dinheiro?

Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?

Se não se pode ter filhos, pode-se adotá-los.

Als je geen kinderen kunt krijgen, kun je ze nog steeds adopteren.

- Como pode você esquecer?
- Como é que você pode esquecer?

Hoe kun je vergeten?

- Maria não pode ter filhos.
- Mary não pode ter filhos.

Mary kan geen kinderen krijgen.

- O senhor pode abri-la?
- A senhora pode abri-la?

Kunt u het openen?

- Você pode abri-lo?
- O senhor pode abri-lo?
- A senhora pode abri-lo?
- Vocês podem abri-lo?
- Você pode abri-la?
- O senhor pode abri-la?
- A senhora pode abri-la?
- Vocês podem abri-la?

- Kun je het openen?
- Kunnen jullie het openen?
- Kunt u het openen?

Pode ser feito, mas...

Het is mogelijk, maar...

Não compreende. Não pode.

Je snapt het niet. Dat kan niet.

Pode afastar outras civetas...

Het houdt andere loewaks dan wel weg...

... pode ser uma bênção.

...kan een zegen zijn.

Você pode pegá-lo?

Kun je het oppakken?

Você pode estudar aqui.

- Je kunt hier studeren.
- U kunt hier studeren.
- Jullie kunnen hier studeren.

Você pode estar certo.

Misschien heeft hij gelijk.

Você pode fazer isso?

Mag dat wel?

Pode me dar dinheiro?

- Kan je me wat geld geven?
- Kan jij mij wat geld geven?
- Kan je mij wat geld geven?

Tom pode correr rápido.

Tom kan snel rennen.

Não pode ser verdade.

Het kan niet waar zijn.

Pode abrir a janela?

Kunt u het venster openen?

Pode sair, por favor!

Ga alsjeblieft!

Você não pode perder.

Je kan niet verliezen.

Pode contar com ele.

- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.

Ele não pode contar.

Hij kan niet tellen.

O trabalho pode esperar.

Het werk kan wachten.

Você pode me perdoar?

- Kunnen jullie me vergeven?
- Kunt u me vergeven?
- Kan je mij vergeven?

Você pode me ajudar?

- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
- Kunt u mij helpen?

Você pode me mostrar?

Kunnen jullie het me laten zien?

Você pode me culpar?

Kun je het mij kwalijk nemen?

Pode demorar um pouco.

Het kan even duren.

Você pode alcançá-lo?

- Kun je erbij komen?
- Kun je het bereiken?

Você pode abri-la?

Kun je het openen?

Você pode ir lá.

Je mag gaan.

Você pode entrar agora.

Je mag nu binnenkomen.

Ninguém pode te ajudar.

- Niemand kan je helpen.
- Niemand kan u helpen.
- Niemand kan jullie helpen.

Aquilo pode ser verdade.

Dat kan waar zijn.

Você não pode fugir.

Je kan niet wegkomen.

Nada nos pode deter.

- Niets kan ons tegenhouden.
- Niets kan ons stoppen.

Suportar pode ser insuportável.

Verdragen kan onverdraaglijk zijn.

Alguém pode me ajudar?

Kan iemand me helpen?

Você pode ver isso?

- Kan je dat zien?
- Kunt u dat zien?
- Kunnen jullie dat zien?

Ninguém pode me ajudar.

Niemand kan mij helpen.

Se deseja, pode ir.

- Als ge wilt, moogt ge gaan.
- Als je wilt, kun je gaan.

Pode chover esta noite.

Misschien regent het vanavond.

Isso pode ser perigoso.

Dat kan gevaarlijk zijn.

Pode nevar de noite.

Het kan vanavond sneeuwen.

Ninguém pode ter tudo.

Niemand kan alles hebben.