Examples of using "Famílias" in a sentence and their dutch translations:
- Twintig families leven hier.
- Hier wonen twintig families.
- Hier wonen twintig gezinnen.
In dit gehucht wonen vijftig gezinnen.
Hoop brengt geen brood op de plank.
Kleine families trekken naar elkaar toe.
Wij, de 86 families, steunen hem.
- Twee gezinnen leven in hetzelfde huis.
- Twee gezinnen wonen in hetzelfde huis.
We hebben families waar we voor moeten zorgen.
Vier gezinnen kwamen om in de brand.
En velen onder hen komen uit de meest kwetsbare leefgemeenschappen.
Nu zijn dat 20.000 families. Dat is 0,5%.
Dat is anders. Dat geldt ook voor de andere families.
...dat ze eerst hun partners en families moeten werven.
Gelukkige gezinnen lijken alle op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.